Ga verder naar de inhoud

Bodemerosie in Limburg: een probleem?

Tekstversie van de lezing van Jean Poesen (KULeuven), Limburgse Contactdag Natuuronderzoek 2021

Jan Mampaey:

Goede avond dames en heren, welkom terug namens het bestuur van ons netwerk en onze voorzitter gedeputeerde Bert Lambrechts. Welkom op de derde contactdag van ons Netwerk Natuuronderzoek.

Misschien om te beginnen een paar praktische mededelingen. Je kan onderaan nog altijd vragen stellen via de Q & A, nogmaals graag uw vragen stellen tijdens de voordracht. Wij selecteren dan tegen het einde enkele vragen die we hier kunnen stellen. Vandaag gaat het over de bodem. Gelukkig is er erosie, want zonder erosie zouden er geen bodems ontstaan. Maar toch is erosie een relevante factor in het Limburgse landschap en kan ze in combinatie met bepaalde vormen van landgebruik bodemdegradatie versnellen. Wat is dat nu, erosie? Welke processen spelen er? En hoe staat het met de bodemerosie in Limburg?

We zijn blij dat wij vanavond Jean Poesen van de KU Leuven hebben uitgenodigd om die vragen te beantwoorden. Jean Poesen is fysisch geograaf en emeritus professor bij het departement aard- en omgevingswetenschappen van de KU Leuven. Hij gaat u vanavond meenemen in van de bodemerosie van Limburg. Is het een probleem?

Jean Poesen

Dank u wel voor deze inleiding.

Wel laat mij eerst zeggen, 30 jaar LIKONA proficiat, het is een puike prestatie en ik voel mij heel vereerd om hier vanavond te mogen komen spreken over bodemerosie in Limburg. In het kort wil ik overlopen waarover ik het vanavond zal hebben, bodems en erosie, twee belangrijke aspecten die aan bod zullen komen. In het eerste deel gaat het vooral over bodems gaan, wat zijn dat? Ik stel toch altijd vast dat mensen niet goed weten tot waar een bodem gaat. Wat is het belang? Bodemkwaliteit is dat belangrijk, en wat zijn de bedreigingen, en dan komen we naar erosie. In het tweede deel wil ik vooral inzoomen op Limburg. Welke processen eroderen onze Limburgse bodems? Waar komt welk proces voor? Waarom? Wanneer? Hoe snel gaat dat? En wat zijn de gevolgen? Lokaal, en hellingafwaarts, of windafwaarts, of stroomafwaarts? En tenslotte wil ik in het kort ingaan op het aspect ‘moeten wij bodemerosie zien als een vijand of als een vriend van de natuur?’

Bodems, wel in eenvoudige termen wordt dat gedefinieerd als het bovenste deel van de aardkorst. En je dan vraagt, hoe diep gaat dat? Wel dat is twee meter, dat is namelijk dat deel waar biologische activiteit, beworteling in voorkomt. Die twee meter, dat is typisch voor bodems in gematigde gebieden die gevormd zijn op losse sedimenten. Nu, heel belangrijk is dat wij beseffen dat die bodems niet zo maar op één dag tot stand komen. Snelheden van bodemvorming variëren typisch voor gematigde gebieden tussen een honderdste en een halve millimeter. Als u nog aanneemt een halve millimeter en u heeft twee meter bodem, 2000 mm, dan moet u vlug rekenen met 4000 jaar om een bodem van twee meter te vormen. Dit is een proces dat zeer traag gaat. En wat is dan het belang van bodems? Wij zijn allemaal overtuigd dat biodiversiteit heel belangrijk is. Maar ik heb vaak het gevoel dat mensen zeggen, ja de bodem dat is vanzelfsprekend, dat is er. Wel die bodems op zich leveren heel wat ecosysteemdiensten. Eigenlijk functies worden ze ook wel eens genoemd. Denk maar aan grondstoffen, denk maar aan bepaalde regulerende processen, maar ook culturele diensten. En daar wil ik heel even op ingaan om u te overtuigen van het grote belang van de bodems voor ons allemaal. Als ik dan vraag aan studenten, waarvoor zijn bodems nodig? Ja iedereen heeft misschien wel honger en die denkt, ja dat is het eten, dat is ons voedsel. Denk maar aan granen of aardappelen in dit geval, die kunnen pas tot ontwikkeling komen in een bodem met voldoende vocht en voldoende nutriënten. Maar we mogen ook niet vergeten, heel wat andere dingen die wij consumeren zijn voortgebracht op een bodem. Het rechtse beeld bijvoorbeeld toont u een grootwarenhuis, de voedselafdeling, en zo zal die er ongeveer uitzien als u geen bodem meer heeft. U ziet nog enkele pakjes liggen op het schap, en dat zijn dan misschien dingen die geteeld zijn met hydrocultuur, maar het gros van ons voedsel kan niet zonder bodem geteeld worden. Niet alleen ons voedsel, denk maar vezels, aan vlas, links houtvezels, biomassa als brandstof. En dan natuurlijk, de bodem schraagt onze biodiversiteit. En dat vergeten we vaak. Zonder bodem van goede kwaliteit hebben wij niet de biodiversiteit. Het neerslagwater dat op bodems valt zal, ofwel grotendeels infiltreren, ofwel oppervlakkig afstromen. Maar wat infiltreert wordt tijdig gestockeerd en een deel daarvan zal naar de grondwatertafel gaan. En die grondwatertafel voedt dan onze rivieren, zoals hier de Jeker bijvoorbeeld. Tijdens langdurige periodes blijft het water afstromen, exfiltratie van grondwater. Nu dat exfiltrerend grondwater is gefilterd geworden door bodems. En in feite zijn bodems op aarde de grootste waterfilterfunctie die we hebben. Dat betekent dus ook dat zij polluenten kunnen absorberen, transformeren. Kunt u zich voorstellen als wij de bodemfuncties naar de hydrologische cyclus toe uitschakelen door te impermeabiliseren zoals hier op die foto, dan gaat geen water de grond in en krijgt u dus problemen zoals hier, zoals overstromingen. Die transformatiefunctie is ontzettend belangrijk. De bodems stockeren heel wat organisch materiaal, transformeren dat, houden de nutriënten vast, denk maar aan stikstof, kalium, calcium, magnesium. En bovenal zijn zij de habitats van een specifieke flora en fauna. De ecologische functie, de figuur die al decennia geleden in de National Geographic verscheen, maar die eigenlijk heel mooi illustreert wat er allemaal leeft in een bodem. De meesten van ons kennen wel enkele van deze dieren. Wist u dat bijvoorbeeld 25% van alle biodiversiteit op aarde leeft in de bodem? Dus een kwart, dat is gewoon gigantisch. Wij realiseren ons dan niet altijd. De draagfunctie, nog zoiets. Bodems schragen en dragen onze gebouwen, onze infrastructuur, ons doen en laten. Terwijl wij kijken naar deze uiteenzetting, of ik sta hier ergens op een bodem. En u zal zeggen, dat is zo evident, ja, maar er zijn duidelijk gevallen waar die draagfunctie teniet gedaan wordt. Ik geef u twee voorbeelden. Dat is wel niet uit Limburg maar de Vlaamse Ardennen, waar een weg die pas is aangelegd op een grondverschuivingsgevoelige helling, en die kort na aanleg gewoon gaat schuiven. Dat wil zeggen die bodem daar kan die weg niet dragen. Of dichter bij huis, Zuid-Limburg, ook een mooi voorbeeld om te illustreren dat de draagfunctie naar de knoppen kan zijn als gevolg van het instorten van ondergrondse kalksteengroeves. Die bodem zijn wij kwijt. Grondstoffenfunctie is ook heel erg belangrijk al van in de middeleeuwen of zelfs vroeger hebben mensen bijvoorbeeld bakstenen geproduceerd. En dat was heel vaak op basis van, zeker hier in de leemstreek, op basis van bepaalde horizonten, de terrabrick, de Bt-horizon. Maar ook elders heeft men klei ontgonnen, en dat komt allemaal uit een bodem. Dan, iets wat mij nauw aan het hart ligt, is de bodem als archief van ons verleden. Veel dingen die niet terug te vinden zijn in historische documenten kunnen eigenlijk door bodemspecialisten afgelezen worden van bodemprofielen. Hier een voorbeeldje van de Kikbeekgroeve in Opgrimbie waar u die hele rare kronkels ziet in het grind en in het zand. De zogenaamde cryoturbatiefenomenen. Welnu dat zijn nu tastbare bewijzen dat het hier ooit heel erg koud is geweest. Wij zaten in de laatste ijstijd in een periglaciale zone waarbij dit soort fenomenen gevormd zijn. Of nog een ander voorbeeld, in Sint‑Lambrechts‑Herk, door Roland Dreesen opgenomen. Ziet u die grote polygonale structuren in de bodem, die eigenlijk het gevolg zijn van een uitgesproken koude periode. Op de rechterkant ziet u dan zo een vorstwig die zich gevormd heeft. Ook hier een ander voorbeeld uit de Kempen, een prachtige coupe waar u nog een mooie podzol ziet, met die verschillende banden, horizonten. En daar bovenop ligt iets anders. Wel nu dit profiel vertelt ons heel wat over wat er hier in dit gebied gebeurd is. Aan de ene kant is het een podzol aan de linker kant afgesleten, geërodeerd, en daar bovenop zijn dan nieuwe sedimenten gekomen. En duidelijk in die nieuwe sedimenten heeft zich nog geen bodem ontwikkeld, of geen duidelijke bodem. Bodems als stockageplaats van ons archeologisch materiaal. Een voorbeeld hier van in Veldwezelt-Hezerwater coupe waar wij eigenlijk tastbare bewijzen hebben dat de neanderthalers hier al actief waren in het zuiden van Limburg, 140.000 tot 40.000 jaar geleden. Hoe weten wij dat? Wel ze hebben eigenlijk gewoon alaam achtergelaten, silexvoorwerpen die ze gebruikt hebben. De reden waarom dat ze daar waren was omdat er in dat gebied silex te vinden was. Of denk maar aan ons rijke Romeinse verleden in Haspengouw, maar ook in de Maaskant. Dat kennen wij eigenlijk grotendeels via al de artefacten die gedurende bijna 2000 jaar opgeslagen geweest zijn in onze bodem. Die archieffunctie is eigenlijk heel erg belangrijk. Nog een laatste voorbeeld, in de Kempen op zeer arme gronden, noordelijk deel van de Kempen. Die hele dikke donkere laag die wijst op een belangrijke mens‑milieu interactie. Met name mensen hebben eigenlijk plaggen gestoken, de heide afgestoken en dat aangerijkt met mest, en hebben dan op een beperkt areaal dat product aangebracht waardoor die bodem in dikte is toegenomen. En waardoor ze dus het vochthoudend vermogen konden opdrijven, en een nutriëntrijke bodem hadden, en op die manier tot redelijke opbrengsten konden komen. Waar ze dat gedaan hebben, en hoe, kunnen wij eigenlijk afleiden uit zo een bodemprofiel.

Slotsom: die archieffunctie is ontzettend belangrijk. Daarvan valt nog heel veel te ontdekken, en wil men dus beter begrijpen wat onze voorouders gedaan hebben dan moet u in feite het boek ‘Bodem’ lezen. Zoals die linkse collega hier in beeld feitelijk doet. We vergeten vaak wanneer we het over het erfgoed van een bepaald gebied hebben dat bodems daar eigenlijk een essentieel onderdeel van zijn. Vruchtbare bodems hebben toegelaten dat bepaalde samenlevingen gebloeid hebben dankzij redelijke landbouwopbrengsten, en dergelijke meer. En dus erfgoed is niet alleen maar musea en historische gebouwen maar ook onze bodems. Een functie van bodems die de laatste jaren enorm in het daglicht is komen te staan is de koolstofopslagfunctie. U ziet hier een schema van de koolstofcyclus op aarde, en ik wil alleen maar naar twee aspecten kijken. Enerzijds de hoeveelheid koolstof die in de atmosfeer zit, en anderzijds de hoeveelheid koolstof in onze bodems. De eenheden zijn miljarden tonnen, 109 gigaton. En u ziet, die atmosfeer bevat ongeveer 800 gigaton koolstof. Maar kijk eens naar die bodems, dat is bijna drie keren zoveel. Dus bodems bevatten bijna drie keer zoveel koolstof als onze atmosfeer. En willen we een deel van de broeikasgassen reduceren in de atmosfeer, dan is het natuurlijk zaak om via landbeheer eigenlijk meer koolstof, meer CO2, broeikasgassen uit de atmosfeer te halen en verder op te slaan. Voor zover er nog stockagecapaciteit is. En dit schema verduidelijkt dat. Broeikasgassen worden uitgestoten door ons allemaal, ook door de industrie. Via planten capteren we dat, en planten kunnen dat opslaan in de bodem via de wortels, maar ook via de bladstrooisellaag en de humus. En het toeval wil dat nog zeer recent, ik denk dat vorige week een artikel verscheen in de krant waarbij de Belgische Bodemkundige Dienst eigenlijk een pleidooi hield om landbouwers eigenlijk te vergoeden om nog meer koolstof in de bodem op te slaan. Er zijn dus een aantal kaartjes gemaakt met de actuele koolstoftoestand, en de optimale. En er is dus nog heel wat ruimte om meer koolstof op te slaan. Maar nogmaals, zonder bodem zal dat dus niet gaan. De wereldvoedselorganisatie, de voedsel- en landbouworganisatie heeft een interessante powerpoint gemaakt. En zij vat dus eigenlijk al die bodemfuncties, al die ecosysteemdiensten die bodems leveren, mooi samen in dat diagram. Ik ga daar niet in detail op ingaan. De meeste dingen heb ik nu net geïllustreerd. Maar wat ik vooral belangrijk vind, is dat u onthoudt, dat al deze ecosysteemdiensten, moet u eigenlijk zien als de interest op het kapitaal bodem dat we hebben. Het kapitaal bodem hebben we geërfd van onze voorouders. En tijdens ons leven halen wij daar een zeker rendement op, en dat zijn die ecosysteemdiensten. Nu bodemkwaliteit is ook een belangrijk concept dat in deze context gebruikt wordt en verwijst naar de capaciteit van een bodem om al deze ecosysteemdiensten continu te blijven leveren. Dat is heel erg belangrijk. Die bodemcapaciteit, of die bodemkwaliteit beter gezegd, speelt een zeer belangrijke rol in het halen van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen. U ziet links die 17 ontwikkelingsdoelstellingen, die door de Verenigde Naties vooropgesteld zijn in 2015 om tegen 2030 de armoede uit de wereld te halen, om te komen tot een duurzaam beheer van onze wereld en om welvaart voor iedereen te zorgen. En dus een hele hoop van die duurzame doelstellingen verwijzen eigenlijk naar het grote belang van bodem, bodemkwaliteit, behoud van de kwaliteit, en waar mogelijk het verbeteren van die kwaliteit. En de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen die dan aangehaald worden zijn diegenen die in het grijs staan, en denk maar aan voedselzekerheid, biodiversiteit, klimaatverandering, opslag van koolstof en waterzekerheid. Maar ook landbeheer, en last but not least zou ik zeggen, menselijke gezondheid.

Helaas wordt die bodemkwaliteit aangetast op veel plaatsen. Dat heeft te maken met het feit dat we bijna met 8 miljard mensen zijn. En dit schema vat eigenlijk voor Europa samen wat de belangrijkste bedreigingen van onze bodems zijn. Die worden dus in het rood aangegeven. Als u van bovenaan begint dan zal u zien, de zware metalen verontreiniging, daar heeft u al van gehoord, als de zuurtegraad optimaal is worden die vrijgegeven en kan dat verder percoleren naar de grondwatertafel. Maar u ziet daar ook verzilting staan in droge gebieden, Zuid‑Europa bijvoorbeeld. Als gevolg van onoordeelkundige irrigatie concentreren zouten zich aan het bodemoppervlak en dat leidt tot ernstige problemen. Anderzijds kunnen ook via polluenten die met het neerslagwater op de bodem komen, die kunnen aanleiding geven tot een verzuring en het zakken van de pH, en dat is ook niet ideaal. Compactie, met landbouwvoertuigen, zeer zware landbouwvoertuigen die vooral natte percelen berijden, is ook een groot probleem. Biologische degradatie, de afbraak van het humusgehalte in de bodem als gevolg van bijvoorbeeld bodembewerking. Het afdichten van de bodem zoals ik op een plaatje toonde, is eigenlijk voor Europa ook een groot probleem omwille van de ongebreidelde urbanisatie en suburbanisatie. En dan, waar ik vanavond vooral wil op focussen is die bodemerosie.

Nu, hoe belangrijk is die bodemerosie tussen al die processen. Dat is nogal heel erg belangrijk. En hoe weten we dat? Laat mij eerst nog dit beeld tonen, om aan te sluiten met wat de persoon die mij ingeleid heeft, heeft gezegd. Die bodemerosie is natuurlijk ook een geologisch proces dat aanleiding heeft gegeven tot schitterende landschappen. Zoals bijvoorbeeld hier in Zuid‑Spanje. En die landschappen worden dan enorm gewaardeerd door, ik zou zeggen, geo‑toeristen. Maar zoals ik zei, is die bodemerosie ook een belangrijk bodemdegradatieproces. En nogmaals, de FAO in Rome heeft een expertengroep, 26 bodemexperten die elk verantwoordelijk zijn voor een belangrijke bodemregio in de wereld. En men heeft hen gevraagd, ‘kunt ge een rangschikking maken voor uw gebied, welke bodemdegradatieprocessen u het meest ernstig zijn?’ En opvallend is dat voor het grootste deel van onze wereld, u ziet het kaartje kleurt rood, voor erosie. Erosie wordt als de absolute nummer één van bodemdegradatie wereldwijd gezien. Met alle gevolgen van dien voor de bodemkwaliteit en de ecosysteemdiensten. Noteer dat voor Europa bodemerosie niet op de eerste plaats komt, maar wel op de tweede plaats. In Europa vinden ze dat vooral het ongebreideld uitgraven van bodems in urbane en suburbane gebieden, en het afdichten van die bodems, denk maar zes hectare per jaar in Vlaanderen dat er bodems worden ingenomen door urbane gebieden, dat is echt een groot probleem. Daarbovenop komt dat in het antropoceen, periode met duidelijke impact van menselijke activiteit op alle ecosystemen, dat er een enorme toename is van bodemerosie. De belangrijkste motor is in feite, als we centraal kijken de enorme bevolkingsgroei, en we zijn met 7,8 miljard mensen momenteel. En dat aantal groeit nog, vooral in het globale zuiden. Maar daarmee gepaard gaande krijgen we gigantische landgebruiksveranderingen. Linksboven, massale kap van bos, aanleggen van akkers. En aan de andere kant, ook een zeer sterk toegenomen urbanisatie. Meer dan de helft van die 7,8 miljard mensen woont in stedelijke of verstedelijkte gebieden. En ook dat heeft enorme repercussies op bodemerosie zoals ik seffens zal laten zien. En voeg daaraan toe de klimaatsveranderingen die ook grotendeels door menselijke invloeden bepaald worden, krijgt u uitgesproken droogtes met gigantische bosbranden. Zoals we afgelopen jaar gekend hebben. Aan de ene kant, dat zijn dan terreinen, nadat het vegetatiekleed verdwenen is, zijn die bijzonder gevoelig voor erosie. En anderzijds meer extreme neerslagevenementen met overstromingen, maar ook met erosie als gevolg. Goed, laat mij nu inzoomen op bodemerosie en vooral dan bodemerosie in Limburg. U heeft de achtergrond gehad van het belang van de bodems en de bodemerosie t.o.v. andere degradatieprocessen. Over welke processen gaat het? Waar komen ze voor in Limburg? Waarom? Wanneer? Intensiteit? En gevolgen? En ik focus op Limburg. Misschien moet ik even nog zeggen wat erosie eigenlijk is. Ik heb al eens gesproken over erosie, en dat waren dan economisten, en die dachten dat ik het over de inflatie had, de munterosie. Maar ik ga het hier over de bodemerosie hebben. En bodemerosie wordt gedefinieerd als een proces dat eigenlijk bodemmateriaal op een bepaalde plaats losmaakt, opneemt, verplaatst over een zekere afstand, die afstand is nooit niet heel scherp te definiëren, en dat materiaal terug gaat afzetten. Dat is dan de sedimentatie als gevolg van zowel natuurlijke als antropogene krachten. Dus krachten door de mens veroorzaakt. Als natuurlijke krachten kennen we allemaal vallende regendruppels, stromend water, maar ook sneeuw. Sneeuwlawines kunnen behoorlijk wat erosie veroorzaken. IJs, denk maar aan gletsjers. Wind, luchtverplaatsingen. Maar ook de zwaartekracht, bij alle massatransportprocessen is de zwaartekracht de belangrijkste motor. Biologische activiteit kan ook in bepaalde gevallen heel belangrijk zijn. Denk maar aan een bos en de wind, van een boom die omgaat. En heel die wortelmat trekt eigenlijk de bodemtoplaag ondersteboven zal ik zeggen. Trappelen van vee. Ook gravende dieren, denk maar aan konijnen, mollen en dergelijke meer, kunnen op bepaalde plaatsen, dassen, voor erosie zorgen. En dan, last but not least, menselijke activiteiten. En die zijn ontzettend geworden. Daarmee bedoelen we bodembewerking, oogsten van gewassen, het afgraven, groevenexploitatie, zelfs bomexplosies, daar wil ik een voorbeeldje van in Limburg tonen. Ik ga niet veel cijfers tonen. Maar er is één eenheid die ontzettend belangrijk is, dat is de eenheid van bodemerosie. Hoe drukt men de intensiteit van bodemerosie uit? Wel dat is gewoon de massa verplaatste droge bodem per oppervlakte-eenheid, en per tijdseenheid. En de meest courante eenheid is in ton droge bodem per hectare per jaar. Noteer dat een ton een megagram is. Omdat die eenheid ook heel regelmatig gebruikt wordt. Een alternatieve manier om dat uit te drukken is de gemiddelde oppervlakteverlaging van de bodem in de tijd. En hoeveel millimeter per jaar zakt de bodem. En tussen die twee eenheden bestaat er een verband. Men kan ongeveer stellen dat één millimeter oppervlakteverlaging per jaar van de bodem komt ongeveer overeen met 15 ton per hectare per jaar. En dat moet u steeds vergelijken of confronteren met de intensiteit van bodemvorming, met die maximaal een halve millimeter per jaar, in de meest optimale omstandigheden. Goed, wat zijn dan de belangrijkste processen die ik zal bespreken. Wel, natuurlijke processen, winderosie, watererosie, massatransport in Limburg, en dan zal ik over gaan naar die antropogene processen. Als u wilt weten waar welke processen eigenlijk in Limburg voorkomen, moet u in feite naar een bodemtextuurkaart van Limburg, of in dit geval van Vlaanderen, bekijken. Dan zal u zien in het zuiden, Haspengouw, droog Haspengouw hebben we leem die ooit is aangevoerd tijdens de laatste ijstijd. In het centrale noordelijke deel heeft u de zanden, de zogenaamde dekzanden met daarop stuifzanden. En dan heeft u die lichtbruine zone hier tussenin, de zandlemen. Welnu het type bodemmateriaal, bodemtextuur, bepaalt in heel belangrijke mate de aard van de erosieprocessen die dominant zullen zijn. Dus als we beginnen met die zanden. Ja, die hebben een hoge infiltratiecapaciteit. Dus watererosie gaat daar niet zo direct een groot probleem zijn, maar wel winderosie. En winderosie is heel eenvoudig, je krijgt een luchtverplaatsing over een droge bodem, korrels worden ofwel al kruipend over de bodem vervoerd, of beginnen te springen, salteren, en de fijnste partikels, silt en zelfs kleine fracties, gaan als stof in de lucht. Het is heel moeilijk om goede foto’s van winderosie te maken. Omdat dat de zaak…, is gesproken een probleem, als u foto’s gaat maken. Ik heb ooit zo’n camera kapot gekregen want die zat vol met zand en stof. Maar dat ziet er ongeveer zo uit. U zou zeggen een dichte mist tegen de grond, ook als u een helblauwe hemel heeft. Om ook niet te vergeten dat het bewerken van bodems in droge toestand ook aanleiding geeft tot behoorlijk wat winderosie. En dan bedoel ik vooral in suspensie stofemissie. Dus dat zijn de belangrijkste factoren die bodemerosie door wind verklaren, en dan vooral in de Kempen. Dat is de aanwezigheid van zandige bodems die dus gedurende bepaalde perioden droog kunnen zijn. U heeft dan geen schijnbare cohesie omwille van het aanwezige water. Ze moeten natuurlijk onbedekt zijn, dat is heel belangrijk. En het moet stevige wind krijgen. Dat zijn zo de belangrijkste ingrediënten. Wat zijn de gevolgen? Wel uw toplaag verdwijnt met alle nutriënten, humus, dat is al een probleem. Maar ook wat er regelmatig gerapporteerd wordt, is zandstralen van kiemplanten. Zo’n zandstroom salterende kwartskorrels kunnen behoorlijk wat schade aan kiemplanten veroorzaken met een enorme groeiachterstand of zelfs het afsterven van de kiemplanten. Windafwaarts, dat is duidelijk stofoverlast en duinvorming. Nu die stofoverlast, nog één cijfer dat ik gevonden heb, en dat geldt dan voor Vlaanderen, dat is niet alleen voor Limburg. In Vlaanderen wordt er door landbouwactiviteiten ongeveer 2000 tot 3000 ton per jaar fijnstof geproduceerd u kan zeggen 1,5 tot 2,2 kg per hectare per jaar. Dat is niet zo veel, maar dat stof zorgt wel voor aanzienlijke problemen. En niet in het minst voor gezondheidsproblemen. Om u aan te geven dat het hier in Limburg, en dan vooral in de Kempen zou ik zeggen, soms flink gestoven heeft, zijn er een aantal interessante historische documenten maar ook opnames van coupes die aangeven dat u soms op relatief korte tijd behoorlijke duinvorming gekregen heeft. Dit is wel niet uit Limburg, net ten noorden van Limburg, in Pulle waar u een oude leefvloer ziet van een dorp, een woonst. En daar bovenop ligt meer dan bijna 2,5 meter, een homogeen zand dat ook gedateerd is. En ik kan zien, je moet terug richting de tijd, dus ongeveer 1,2 duizend jaar, dus twaalfhonderd jaar geleden, 800 na Christus is blijkbaar die nederzetting onder een enorm pakket zand gekomen. Ja, dat is niet door water gebeurd, dat is door duinvorming. Dus men heeft al vanaf de vroege middeleeuwen in de Kempen te maken gehad met ernstige winderosieproblemen. Vooral dus in de periode 13de tot einde van de 18de eeuw zijn er tal van historische documenten die daarnaar verwijzen. En er zijn ook een aantal doctoraten over gemaakt. Wat zijn nu de belangrijkste redenen waarom dat zo uitgesproken was in de Kempen? Wel u heeft daar een massa winderosiegevoelige bodems en bodemmateriaal op dekzanden. Die dan gaan stuiven en stuifzanden geven. En erosiebevorderende landgebruiken, vooral vanaf het begin van de middeleeuwen met de afbouw van de natuurlijke vegetatie, degradatie van de vegetatie, om door ontbossing, afbranden, heidebranden, overbegrazen, maar ook het afplaggen van de heide, vooral vanaf de 15de eeuw op grote schaal. En daar moeten dan ook wel gunstige klimaatomstandigheden geweest zijn om het grootschalig karakter van die winderosieproblemen te verklaren. Het was niet alleen maar lokaal ergens waar de vegetatie verdween, zeker op relatief grote schaal. En dus die klimaatsomstandigheden hebben zich vooral voorgedaan in het middeleeuws klimaatoptimum. Toen was het wat warmer, we hebben kunnen aannemen ook wat droger. En we weten, droog weer en wind geeft winderosie, maar ook in de kleine ijstijd, en waarbij er dus meer stormachtige winden voorkwamen. En het gevolg is natuurlijk evident, verlies aan bodemkwaliteit in de toplaag gaandeweg. Mensen werden gedwongen hun gronden te verlaten. Dat is ook al beschreven geworden en er ontstaan stuifzandvlaktes en duinen, en zelfs nederzettingen die helemaal onder het zand kwamen te liggen zoals ik daarnet toonde. Hier een uitsnede van een historisch document dat eigenlijk een bevelschrift beschrijft, een ‘ordinantie nopende den vliegende sande’. Waarbij er dan zandmeesters werden aangesteld om eigenlijk die migrerende duinen in de gaten te houden en te zorgen dat ze dus niet verder uitbreiden. Een probleemberoep waren de bezemmakers die bijvoorbeeld op grote schaal de berken gingen rooien om bezems te maken, en die dan natuurlijk de deflatie en de winderosie in de hand werkten. Er waren ook penalisaties voorzien. Dat is allemaal vrij goed beschreven. Wat wij daarvan nog terugvinden in de Kempen zijn eigenlijk de jonge, ik zou zeggen, de middeleeuwse duinen, zoals hier in de omgeving van Oudsbergen, zijn daar eigenlijk nog een getuige van dat er enorme massa’s zand verplaatst zijn geworden door de wind. Nog iets later, begin van de vorige, van de 20ste, eeuw is ook gerapporteerd, de Lommelse Sahara, en waarbij als gevolg van erg polluerende fabrieken, een zinkfabriek, die zware metalen verspreidde, die natuurlijke vegetatie aangetasten, en u krijgt dus terug kale oppervlakten. Bij hevige winden ging behoorlijk wat zand waaien en werden er zelfs lokale duinen tegen omheiningen gevormd. Dit is een potentiële winderosiekaart van Vlaanderen zoals die door Gentse collega’s gemaakt is. En u ziet natuurlijk waar de zandige afzettingen voorkomen. Dat deze plekken waar potentieel veel winderosie kan voorkomen mits natuurlijk dat de vegetatie weg is. En als u natuurlijk rekening houdt met de vegetatie in relatief veel bossen, heide en zo, dan ziet u in feite dat die erosiebedragen door winderosie in de 21ste eeuw vrij beperkt zijn. Het is ooit veel erger geweest in de middeleeuwen. Maar gelukkig is dat nu minder een probleem. Maximale waarden die voorspeld worden voor een aantal pixels tot 9 ton per hectare per jaar. Maar dat zijn echt maximale waarden.

Hoe zit het met erosie door water? Dit is zo een blokdiagram, dat eigenlijk misschien nog het beste voor een stukje heuvelachtig Haspengouw weergeeft, en waar u een aantal fenomenen ziet. U ziet vooral veel akkers, wat houtkanten en bermen. Als die akkers kaal liggen en het regent daarop dan krijgt u verslemping, korstvorming, en dan begint het water af te stromen, en dan krijgt u kleine geultjes met daar tussenin wat wij de intergeulgebieden noemen. En dat geeft dan aanleiding tot bodemverplaatsing door intergeul- en geulerosie. Waar het water zich concentreert, in de zogenaamde droge valleien, krijgt u dan geconcentreerde afstroming en die kan al echte grotere kanalen uitschuren. En waar dat water over een berm in het landschap gaat, dat kunnen graften zijn, dat kunnen holle wegbermen zijn, gaat u vaak zien dat dat water in eerste instantie de macroporiën, de bioporiën gaat exploiteren. Dat kunnen oude wortelgangen zijn, maar ook gangen van gravende dieren. Intern in zo een berm zijn die hellingen heel stijl. Dus u krijgt een zeer intense erosie, wanneer het dak van zo’n pijp, we noemen dat pijperosie, instort krijgen we de vorming van discontinue ravijnen. We noemen die ook wel eens bermravijnen omdat die altijd geassocieerd zijn aan bermen. Om u een idee te geven hoe dat eruit ziet op het terrein, dat is een typisch voorbeeld hier in het zuiden van de provincie, in Heers, van intergeul- en geulerosie, u ziet heel veel kleine kanaaltjes. Hier een daling van een zware regenbui in Riemst, zeer groot intens netwerk van geultjes en u ziet al meteen waar het water zich concentreert krijgt u een relatief groot kanaal en dan spreken we al van ravijnen. We spreken ook van tijdelijke ravijnen omdat de boeren heel wat moeite gaan doen om die elk jaar terug te dichten. Hier een voorbeeldje van de Bokkenberg in Halen als u dus dit soort fenomenen ziet, dan mag u er vanuit gaan dat de bodemverliezen minimaal 20 tot 30 tot 50 ton per hectare per jaar zijn. Met andere woorden, u zit daar heel ver boven de tolerantiegrens overeenstemmend met de snelheid waarmee de bodem zich vormt. Dat is een voorbeeld van zo’n geconcentreerde afvoererosie, een tijdelijk ravijn. Als u dat soort fenomenen heeft dan levert dat gemiddeld 50% van al het slib dat uiteindelijk stroomafwaarts hier in de dorpskom komt. Ik mag niet vergeten te vermelden dat ook op onze mijnterrils wij erosie hebben gehad, meestal in de vorm van flinke ravijnen, maar die meestal allemaal gestabiliseerd zijn en nu eigenlijk geen grote problemen meer veroorzaken. Ik wil hier ook nog even verwijzen naar een heel specifiek geval: ondergrondse erosie, pijperosie, die lokaal gerapporteerd is, maar dat veruit onderbestudeerd is geworden, want je ziet het niet. Je ziet alleen maar wanneer het dak van zo’n pijp inklapt dan zie je dat. Het is hier een voorbeeld van de Voerstreek waar dat gerapporteerd is. Waar we het wel frequent op zien zijn de bermen langs holle wegen of de bermen van graften. U ziet dat dan vaker, een grote holte, dat is niet meer van een gravend dier. Er zijn sporen van stromend water, en wanneer het dak van zo een berm inklapt dan krijgt u van die bermravijnen zoals hier in Vechmaal. Of hier in de buurt van Landen bevindt zich hier een holle weg, dus een holle wegberm en u ziet meteen dat er een hele hap uit het achterland verdwenen is. Wat zijn dan de redenen waarom dat we vooral in de leemstreek behoorlijke watererosieproblemen kennen? De hellingen, vooral hellingen vanaf 4% en meer, tot 15, 20% zijn zeer gevoelig voor erosie door water. De textuur, heel belangrijk, leemgronden wanneer ze verslempen. Wanneer ze weinig organisch materiaal bevatten hebben ze weinig structuur, stabiliteit, en laten ze weinig water infiltreren. Dat water gaat afstromen en dat zorgt voor die verschillende erosieprocessen. Uiteraard periodes met geen of geringe bodembedekking. Types in het voorjaar bij de zomergewassen, niet meer aan bieten of mais. En dan natuurlijk regenbuien met, ik zou zeggen 10 mm per dag of meer, dat zijn de periodes dat we behoorlijk watererosieproblemen kennen. Waar doet zich dat voor? Wel zoals ik reeds zei, Droog‑Haspengouw vooral waar we de lemige gronden hebben, maar zandleemgronden als die onbedekt zijn. En men kan eigenlijk een schatting maken op basis van een bestaand model hoe groot dat die erosiebedragen zijn door watererosie. Dit is een gevoeligheid van de bodem, niet voor winderosie maar voor watererosie. En u ziet hier een stuk van Midden-België, het zuiden van Limburg, Haspengouw, knalrood, dat zijn eigenlijk de meest erosiegevoelige bodems voor water ter wereld. Vergelijkbaar met u wat u op een lössplateau in China vindt. Voor de Kempen, zandige gronden, weinig erosiegevoelig voor watererosie. En dan de zandleemgronden, die zitten daar zowat tussen. Als u dan kijkt naar een kaartje met de topografie waarbij vooral de helling een belangrijke rol speelt. We krijgen hier heuvelachtig terrein, en hoe steiler de helling hoe belangrijker. Kijkt u naar het landgebruik, vooral veel akkers hier in het zuiden, meer bos in het noorden, dat betekent al deze factoren samen laat u nu toe om schattingen te maken. En dan moet u eens kijken, vooral in het zuiden, heel wat percelen die boven de 5 tot 10 ton per hectare per jaar. En dat zijn lange‑termijngemiddelde bodemverliezen door intergeul- en geulerosie. U moet daar nog eens het bedrag bijna verdubbelen als u gaat kijken naar de tijdelijke ravijnerosie. U ziet dan ook meteen dat die erosieproblemen in het zuiden van Limburg niet alleen voor een lokale gevolgen zorgen, bodemverlies, bodemkwaliteitsverlies. Maar ook stroomafwaarts, dit is een kaartje met de gemeenten in Midden‑België die regelmatig te kampen hebben met wateroverlast en modderoverlast. En dat zijn dan vooral de gemeenten hier in Haspengouw. Dat is een beeld dat u bijna jaarlijks terug kan vinden in de lokale pers. Hier een beeld van Diets-Heur waarbij dan heel wat geërodeerd bodemmateriaal als sediment op de openbare weg komt. En ja civiele bescherming, brandweer, moet dat opruimen. En de vraag is waar gaat dat allemaal naartoe? De riolering in, de waterlopen, en dat is niet zo positief. Wat zijn die stroomafwaartse gevolgen van bodemerosie door water, vooral dan in het zuiden van de provincie? Sedimentatie op privégronden. U ziet hoe men dat hier probeert te belemmeren door zandzakjes aan te leggen. Ook op infrastructuur, u ziet hier de inboedel van een huis, die eigenlijk naar de knoppen is. Want dat stond allemaal in de kelder, en de kelder is onder de blubber geraakt. Verontreiniging van waterlopen, want het afstromend water, dat is niet alleen sedimenten. Er zitten ook heel wat gewasbeschermingsmiddelen in, ziektes, nutriënten, die zorgen voor eutrofiëring. Interventies van brandweer, civiele bescherming. Maar ook waardevermindering van vastgoed. Huizen die regelmatig geconfronteerd worden met dat probleem, die zullen dat gevoeld hebben wanneer ze hun huis gaan verkopen. En iets dat regelmatig aan bod komt, psychologische schade bij getroffen personen. Mensen die geen oog meer dicht doen wanneer het ’s avonds begint te regenen, van schrik dat ze terug prijs hebben. Als u kijkt naar de jaarlijkse evolutie van de neerslag in Midden‑België, en vooral het eroderend vermogen van de neerslag, de erosiviteit, die vooral rekening houdt met de intensiviteit, dan ziet u vanaf de jaren 2000 dat dat echt in stijgende lijn gaat. We krijgen op jaarbasis misschien niet meer regen, maar we krijgen wel regen in meer extreme evenementen. En vooral als u meer dan 20 mm per dag krijgt, dan mag u er zeker van zijn. Dat is de periode waarin u tijdelijke ravijnen krijgt op akkers, en dat er behoorlijk wat modder in de dorpen terecht komt. Dus het ziet er eigenlijk niet zo goed naar uit, tenzij dat er maatregelen genomen worden. En die kunnen genomen worden. Winerosie, watererosie, massatransport: bij massatransport is het essentieel die zwaartekracht die een bodemmassa in beweging brengt. Hier een klassiek voorbeeld van een grondverschuiving. Komt dat voor in Limburg? Ja dat komt voor. Je moet eerst alle,… en vooral eens kijken op de bermen, de graften, in vooral natte periodes waarbij heel de zaak naar beneden schuift, zonder dat daar echt stromend water is geweest. Klassiek zijn ook de holle wegen omdat ze relatief steile hellingen hebben. En dan vooral regenrijke en natte periodes. Hier een voorbeeld uit de voerstreek, waarbij 85 mm in 48 uur gevallen is. Of hier nog een ander voorbeeld op de bermen van het Albertkanaal in 2016, waarbij een hele partij naar beneden geschoven is, en tot zelfs in het Albertkanaal. Waarbij de scheepvaart tijdelijk belemmerd werd. Massastransport, wat zijn de belangrijkste factoren? Relatief steil, meer dan 10%, holle wegen, dat kan naar 60 à 70% gaan. Bodems met een lage weerstand tegen schuiven en typische materialen zijn kleirijke bodems. Klei, indien nat, gedraagt zich een beetje gelijk de bruine zeep waar dat je heel gemakkelijk over kan glijden. En natuurlijk overvloedige regens om die klei nat te krijgen, maar ook om de watertafels naar boven te krijgen. En die zullen dan mee de schuifweerstand verlagen. Ik wil daar toch even op wijzen, dat wij in Limburg ook duidelijke sporen hebben van relatief grote grondverschuivingen die opgetreden zijn in een relatief ver verleden. Wanneer precies weten wij niet. We kunnen ze niet heel precies dateren. Dit is een kaartje van het zuiden van Limburg. U ziet hier Tongeren, Bilzen, Heers, en u ziet hier een aantal knalrode polygonen, dat zijn duidelijke indicaties. Wanneer u naar die beelden kijkt, microtopografie, ziet u duidelijk dat er daar ooit iets ernstig gebeurd is. Dat er een hele grondmassa verschoven is. En het zijn ook niet toevallig de plekken waar we kleirijke substraten op geringe diepte hebben. Bijzonder interessant is de Alden Biezen-grondverschuiving. U ziet hier de Demer lopen. En deze grondverschuiving is de grootste van Vlaanderen en misschien wel van België. Is meer dan 260 hectare groot. We weten niet wanneer ze ontstaan is. Maar ze heeft wel de loop van de Demer, die wellicht ooit zo ging, gewoon weggeduwd. Daaraan kan je dat ook zien. Dit is een voorbeeld van een Lidar schaduwkaart. Het kasteel van Alden Biezen bevindt zich hier. En heel deze hap in de Boudewijnautosnelweg, loopt er dwars door, is die grondverschuiving. U ziet hier nog eens de contouren met hier het kasteel. En, gelukkig, mensen van LIKONA zijn op tijd uitgekomen op deze plek waarbij een bouwput aanwezig was. En die heeft dan heel mooi in die bouwput, in die kleirijke substraten te zien, de klei van Henis. Met aan de top het schuifvlak langs waar de hele massa geschoven is. Is die grondverschuiving ook belangrijk nu? We weten het eigenlijk niet, maar we vinden wel in de onmiddellijke omgeving indicaties dat er af en toe nog reactivaties optreden. En dat is ook heel typisch. Eenmaal dat er een grondverschuiving is geweest, die gaat af en toe nog eens gereactiveerd worden. Dus die barsten in die muur kunnen mogelijk daarop wijzen dat het af en toe nog wat schuift. Maar andere vormen van massatransport is niet zozeer schuiven maar is verticaal vallen, zoals hier in de Voerstreek. Dolines die zich in het krijt gevormd hebben. Ondergrondse holtes waarbij heel het bodemprofiel verticaal naar beneden verdwijnt. En dan in het antropoceen. Wij hebben een aantal gemeentes in het zuiden van Limburg, denk maar aan Riemst en Heers, waarbij heel wat ondergrondse kalksteengroeven zijn. Enkele eeuwen oud. De gemeente Riemst, dacht ik, heeft ongeveer 250 km ondergrondse kalksteengroeves. En die storten af en toe in. Dat is ook een vorm van bodemerosie. U bent die bodem helemaal kwijt. En de drijvende kracht is hier de zwaartekracht, maar geholpen door de aanwezigheid van die ondergrondse holtes. Een kaartje van Zussen in de gemeente Riemst. Ik weet niet of je het kan zien, maar al deze rode plekken zijn gerapporteerde historische instortingen. En hier nog eentje dat recent optelt. Het spreekt voor zich dat dus directe schade bijzonder groot is. En dat heel wat serieuze ingrepen moeten genomen worden om daar iets aan te doen. En dat is dan het lijstje van, ik zou zeggen, van die in eerste instantie natuurlijke processen, water, wind en zwaartekracht.

Laten we eens kijken naar die antropogene processen, die vooral in het antropoceen heel belangrijk zijn. Bodembewerking, van sinds dat de mensheid aan landbouw doet, en in feite van de onkruiden probeert af te geraken, heeft hij geploegd. En, bij het ploegen wordt de hele bodemmassa opgenomen, losgemaakt en over een zekere afstand verplaatst. Hier uit een schilderij van Bruegel. Hier relatief recent. Tegenwoordig gebruiken boeren grote tractoren, diepe ploegen, grote ploegen, en ze ploegen aan een hoge snelheid. En ook dat veroorzaakt een zeer significantie erosie. Om dat te illustreren, hier een voorbeeld van een experiment door collega’s. Die hebben langsheen een hoogtelijn allemaal zaden van hun graan in de grond gebracht. En vervolgens hebben ze gevraagd aan de landbouwer bewerk het land eens met een eg zoals je dat normaal zou doen. U ziet hier is de eg hellingopwaarts gegaan, daar is de eg naar beneden gekomen. En u ziet dan telkens na enkele weken de kieming van die zaden. En u ziet duidelijk dat alle zaden hier hellingopwaarts getransporteerd zijn en hier allemaal hellingafwaarts. En u zou kunnen zeggen, dan is dat gewoon in balans. Nee. De hellingafwaarts verplaatste afstand van die bodem met die zaailingen die is doorgaans een stuk groter dan de hellingopwaartse verplaatsing. En, hoe steiler de helling, hoe meer materiaal er netto hellingafwaarts gaat. Het gevolg daarvan is dat eigenlijk landbouwers wanneer dat ze een helling bewerken, en daar zit daar een convexiteit in, dat ze letterlijk met de ploeg eigenlijk de bodem van de convexiteit afschrapen. Omdat de verplaatsingsafstand in hellingafwaartse richting groter is dan hellingopwaartse richting. En natuurlijk, dat materiaal, hoe ver gaat dat? Wel tot de depressie op die akker. Ofwel tot aan de perceelsgrens, waar je dan een accumulatie krijgt van deze kant, en een flinke erosie aan die kant. En zo ontstaan eigenlijk ook de meeste graften. Om u een idee te geven hoe belangrijk dat dat bewerken is, deze figuur, coupe in het zuiden van Limburg. U ziet hier een pijpleiding en een hele lange coupe. Dit is ongeveer twee meter, en u kan eigenlijk hier in de vallei nog de oorspronkelijke topografie reconstrueren. Dat is de bodemtoplaag, humusrijke horizon. Hier is die helemaal weg, en de rode lijn geeft de huidige topografie weer. Alles wat daar boven ligt is wat uit de sleuf gekomen is. En de groene lijn is een reconstructie van de oorspronkelijke topografie van dat terrein. Zoals ik kan verwachten, die vallei is helemaal opgevuld. Maar kijk eens naar de convexiteit, er is bijna twee meter weg sinds het ploegen. Dat vertegenwoordigt natuurlijk een zeer serieuze erosie-intensiteit. Wat zijn dus de belangrijkste factoren die bewerkingserosie conditioneren of de intensiteit bepalen? Wel de topografie, convexe hellingen en perceelsgrenzen, de frequentie van bewerken, hoe vaak ploegen, eggen, enz. De diepte van bewerking, de snelheid, de richting t.o.v. de hoogtelijnen, helling op helling af, volgens de hoogtelijnen, en natuurlijk het type landbouwwerktuigen. En zie een schaarploeg, wat ze noemen een tandcultivator, of is het een eg. De lange termijn implicaties daarvan zijn ook heel duidelijk zichtbaar in het veld. Weliswaar niet uit Limburg maar uit de leemstreek. U ziet hier, deze convexe hellingsectie is heel licht gekleurd omdat de hele toplaag daar weggeschraapt is door de ploeg. U krijgt dus horizonten aan het oppervlak, die minder vruchtbaar zijn en minder organisch materiaal bevatten. Of hier hellingafwaarts van een graft. Kijk eens naar de opkomst van de mais. Die staat er bijzonder schraal. En als je wat verder gaat, dan is dat de mais die je normaal zou verwachten. Dus duidelijk een enorm verlies aan bodemkwaliteit. Morfologisch krijgen wij de vorming van graften, waarvan wij er zeer mooie hebben in de Voerstreek. Hoe zit het met de intensiteit van bewerkingserosie? U ziet een poging om op pixelbasis schattingen te maken, en ik heb een uitvergroting voor Limburg gemaakt. Dan ziet u dat dat vooral nogal belangrijk is, ook terug in Haspengouw, waar heel frequent geploegd wordt, waar u heuvelachtig terrein heeft. En u ziet die blauwe kleur domineert, dat wil zeggen 5 tot 10 en zelfs meer dan 10 ton per hectare per jaar. Dat zijn gemiddelde bodemverliezen voor die percelen, dat is aanzienlijk. Een volgende antropogeen proces is het oogsten van welbepaalde gewassen. Vooral dan wortelgewassen, maar ook knolgewassen. Wat er eigenlijk gebeurt, is bij de oogst van die gewassen, zoals aardappelen; bieten; penen; chicorei; prei; maar ook bepaalde groentes, gaat er niet alleen grond die aan het gewas kleeft van het veld af, maar krijgt u ook kluiten die dezelfde vorm als de knollen hebben. Zoals u hier in die aardappelen ziet, die droge harde bodemkluiten. Die machine kan natuurlijk niet dat onderscheid maken tussen aardappel of kluit, en dat wordt dus afgevoerd. Maar hetzelfde gebeurt ook bij penen of chicoreiwortel. Wat wordt daarvan geconditioneerd? Wel uiteraard het type gewas, de vorm, of dat hij veel zijwortels heeft, de gladheid, de grootte. Maar ook de landbouwpraktijk en plantdichtheid, de gewasopbrengst, de gewasrotaties. Hoe vaak plant een boer een gewas? Dat zorgt ook voor erosie. De oogsttechniek, wordt er manueel gerooid, gebeurt niet meer veel bij ons, meestal mechanisch met grote machines. Welk type rooier, wie bedient die rooier, aan welke snelheid? En vooral wat is het vochtgehalte op het moment van het rooien? Als bieten in zeer natte toestand moeten gerooid worden, gaan er zeer grote hoeveelheden grond van het veld af. Hoe belangrijk is dat? Wel enkele cijfers, gemiddelde cijfers, hier met maximale cijfers die gerapporteerd zijn, en in de literatuur. Voor aardappelen, types op iets meer zandige gronden, minder coësief, 3 ton per hectare bodem gaat van het veld af. Suikerbieten 9 ton. Chicorei, acht tot 12 ton. En peen en wortels tot 16 ton. En uiteraard hebben we nog heel wat groentes, maar dat is dan op kleinere schaal. Iets dat ik ook wel wil vermelden is, omdat ik het met mijn eigen ogen gezien heb hier in Limburg, maar ook in andere provincies, is eigenlijk het oogsten van sierstruiken en fruitbomen. Ik heb heel wat gegevens verzameld. En wat blijkt, om de zoveel jaar als die boompjes eruit gehaald worden, dat er met die boompjes een flinke kluit grond meegaat. En dat vertegenwoordigt ruim 250 ton per hectare bodemmateriaal. Dus 17 mm per jaar gemiddeld. Het is zo ernstig dat er zelfs in Het Belang van Limburg ooit een heel artikel over verschenen is, ‘Roofbouw op de Haspengouwse teelaarde’, dat mensen gerealiseerd hebben dat bij het oogsten van die fruitboompjes of sierstruiken zeer veel vruchtbare bodem verdween. En aan een snelheid die vele malen hoger is dan de snelheid waarmee de bodem regenereert. Wat zijn de gevolgen lokaal? Oppervlakteverlaging, maar vooral verlies aan vruchtbare toplaag, bodemkwaliteitsverlies, en elders productie van gigantische hoeveelheden slib en slibopslagprobleem. Ik heb ooit eens gerekend, in de buurt van Tienen ligt een gigantische hoop, iets om en bij de vijfmiljoen m³ slib dat er gestockeerd ligt. Vroeger werd dat terug op het land gebracht. Dat mag niet meer, want dat wordt beschouwd als gepollueerde grond, er zitten gewasbeschermingsmiddelen in, ziektes, te veel nutriënten, en dat moet gewoon gestockeerd worden. In het antropoceen, en dan zeker in Vlaanderen, het afgraven van de bodems. Het is een beeld dat u op vele plaatsen kan zien. Maar u moet bedenken, die machine haalt hier twee meter bodemmateriaal in een dag weg. Dus 2000 mm, maal 15 ton per hectare per mm, dan kan u uitrekenen. Dat gaat dus over gigantische hoeveelheden bodem die we gewoon kwijt zijn. We vagen eigenlijk heel dat archief uit op deze plek. Maar dat is niet alleen nu zo. Als we eens kijken sinds de occupatie van de Romeinen bijvoorbeeld, het aanleggen van de tumuli, werd ook heel wat grond in de buurt weggeschraapt. Of kijk eens naar het aquaduct dat we in Tongeren hebben, is een interessante studie verschenen, door Erwin Meylemans. En die heeft eens uitgerekend, de eerste 6 km van dat aquaduct vertegenwoordigt ruim 870 000 m³ materiaal dat de Romeinen ergens weggeschraapt hebben. Voor de vergelijking, de heuvel van de leeuw van Waterloo, is slechts 290 000 m³. Dus ook in het verleden heeft men dat al op grote schaal gedaan. Denken wij aan de Kempen, het afplaggen van de heide. Het was niet alleen de heide zelf, maar de hele toplaag ging mee, met de humus en het zand. En om een idee te geven, om uiteindelijk één hectare land te bemesten met de plaggen en de mest, was ongeveer 7 hectare heide nodig. Andere gevallen spreken ook van de exploitatie van de witte zandlaag in de podzol, de loodzandlaag, waarbij mensen dat dan verkochten als goedkoop alternatief als wasmiddel. Dat werd ook vaak in de buurt van de dorpen gedaan. Dus ook het weghalen van die toplaag. Dat kunnen we nu nog altijd zien in bepaalde bodemprofielen. Hier een bodemprofiel in de buurt van Hamont-Achel. Dit zou normaal het profiel moeten zijn dat we daar te zien krijgen als het niet verstoord is. Wel heel die toplaag is weg omdat men hier gedurende jaren de heide weggehaald heeft. Dus die bodems zijn al flink onthoofd, geen natuurlijk proces maar louter en alleen antropogeen, want dit gaat tot op de dag van vandaag verder. Denk maar aan de nutsvoorzieningen die we bouwen, die we in de grond steken, en heel veel bodemmateriaal weghalen. Of huizen die we bouwen. Ik heb al aangehaald, ongeveer zes hectare land wordt geürbaniseerd per dag in Vlaanderen. Waarvan de helft eigenlijk gepermeabiliseerd wordt omdat men huizen bouwt en waar men dus behoorlijk diepe kuilen graaft en heel het bodemprofiel weghaalt. Hier een voorbeeld uit de Kempen, waarbij u een zeer mooi plaggenbodem ziet die die men gewoon weghaalt. En men vaagt dus ons archief uit. We mogen niet vergeten dat op lokaal niveau dit ook heel intens kan zijn. Waar natuurlijke grondstoffen gewonnen worden, de ontginning van krijt hier in het zuiden Limburg. Maar denk ook aan natuurgebieden, ik heb ook al plekken gezien met een ontoelaatbare erosiesnelheid als gevolg van, ik zou zeggen, excessieve recreatie. Met alle gevolgen van dien. Waarbij die toplaag flink verlaagd wordt en die wortels bloot komen te liggen. Of voetpaden helemaal uitgeschuurd worden.

En dan nog een speciaal geval, bodemerosie door ontploffingskraters. Er zijn hier wel wat bommen gedropt tijdens de eerste en de tweede wereldoorlog. En dit is hier de krater van een relatief kleine bom, 16 kilo is niet enorm, maar u moet eens kijken, het volume, dat zijn ik weet niet hoeveel kubieke meters. En dit is een Lidarbeeld van de Mechelse heide. U moet eens kijken, de noordwestelijke hoek van de Mechelse heide, dat is de ene krater naast de andere. Ook heel wat loopgraven die gegraven zijn. Er zijn zeer grote hoeveelheden bodemmateriaal in een natuurgebied, eigenlijk verplaatst, vorm van erosie. Wat u nu daarvan kan zien, is de microtopografie, geeft mooi aan waar die depressies zijn. En u ziet het ook aan de vegetatie. Wat ik eigenlijk wil doen voor een streek, de leemstreek, is kort een som maken van die verschillende processen waarvan we de intensiteit min of meer kennen. En ik neem het voorbeeld van Haspengouw, Droog-Haspengouw: gemiddelde bodemverliezen door intergeul- en geulerosie: 7 ton per hectare per jaar; tijdelijke ravijnerosie: 5,4; bewerkingserosie: 8,7; en oogsterosie, wortelen, bieten, aardappelen, gemiddeld 5 ton per hectare per jaar. Dus als u de som maakt, komt u aan 26 ton per hectare per jaar. Dat is natuurlijk ontoelaatbaar hoog, en dat betekent dat we niet op een duurzame manier die bodems beheren. En zeker niet in de oorspronkelijke toestand kunnen doorgeven aan de volgende generatie. Want als je bedenkt dat de snelheid van bodemvorming daar maar een fractie van is. Is dus bodemerosie een vijand of een vriend? Daar wil ik nog even op ingaan, wel gelet op al die ecosysteemdiensten die vaak uitgeschakeld worden, of volledig stopgezet worden. Denk maar bij het uitgaan van die bodems, bij met name gebieden…, zou ik zeggen een zeer grote vijand. Zeker als dat excessief is en aan snelheden gebeurt die veel hoger zijn dan de snelheid van bodemvorming. Gelukkig kunnen we daar iets aan doen via landbeheer. En ik wil hier niet in detail op ingaan, want er zijn heel wat biologische maatregelen, heel wat bodembeheersmaatregelen, maar ook mechanische ingrepen in een landschap mogelijk, om in feite die erosie-intensiteit in dit geval door water vooral tegen te gaan. Hier een voorbeeld van groenbedekkers, zonnebloemen en gele mosterd, en van phacelia, die landbouwers nu zelf ook op grote schaal beginnen toe te passen. En gelukkig, en Limburg is ook wat dat betreft een pionier, heeft men in Limburg een modderdokter, zowat de eerste watermanager die aangesteld is om eigenlijk op een georganiseerde manier de gevolgen, zou ik zeggen, van bodemerosie in de leemstreek aan te pakken. Ik zou zeggen, als u meer wilt weten over wat u precies kan doen bij u, één adres: de modderdokter. Is erosie dan totaal niet een vriend, wel zoals men zegt, elk nadeel heeft ook wel een beetje zijn voordeel, en dat geldt ook voor erosie. Al onze alluviale vlakten langs de beken, met een enorme biodiversiteit vaak, of zeer rijke gronden zijn eigenlijk het gevolg van erosie in een stroomopwaarts gedeelte. Het sediment dat er afgezet is geworden is eigenlijk bodemmateriaal dat uit het stroomgebied verdwenen is. En omwille van de hoge waterstand is dat u ook nog eens krijgt, ideale groeiomstandigheden om het een en ander toe te laten. Of denken we maar eens aan die stuifduinen die we hebben in Limburg. Kan u zich voorstellen waar zouden kinderen naartoe moeten voor recreatie als we die stuifduinen niet hadden. En ook het geo-toerisme zou ik zeggen. En in bepaalde gevallen zijn heel merkwaardige vormen, zoals hier die stuifzandforten rond hakhoutstoven die je kan bewonderen. Die stuifduinen hebben ook nog het voordeel dat ze aanleiding geven tot het ontstaan van Atlantische woestijnen met heel specifieke fauna vooral, en flora. En als we in het zuiden van het land kijken, het zuiden van de provincie beter gezegd. Al deze graften, dat we vinden in ordermeer de leemstreek, brengen heel wat variatie, laten ook heel wat biodiversiteit toe in een gebied waar er toch vooral aan monoculturen gedaan wordt. Op luchtfoto’s ziet er dat zo uit, prachtige graften bijvoorbeeld in de Voerstreek. En dan als laatste voorbeeld vele van onze holle wegen zouden er nooit geweest zijn moest er geen erosie door water zijn, ook deze holle wegen zijn hotspots van biodiversiteit, en interessante plekken voor de natuur. Dank voor uw interesse. Dank ook aan allen die materiaal geleverd hebben voor deze uiteenzetting.

Doe mee

Samen zetten we onze schouders onder een groene en duurzame provincie.