Ga verder naar de inhoud

Niet-inheemse bomen voor de tuin van de toekomst: een must

Tekstversie van de lezing door Martin Hermy (KULeuven), Limburgse Contactdag Natuuronderzoek 2021

Jan Mampaey
Goedenavond dames en heren. Namens het bestuur van ons netwerk en onze voorzitter gedeputeerde Bert Lambrechts wil ik u van harte welkom heten op onze 30ste contact-, ja ik zou dag willen zeggen, maar misschien is contactweek wel een beter woord. De 30ste contactweek dus van het Netwerk Natuuronderzoek. Ja, zonder corona was er zaterdag taart in Diepenbeek. Nu kunnen jullie een week lang elke avond genieten van interessante webinars. We zijn trouwens niet de enige jarigen dit jaar. Ook Limburgs Landschap is jarig, zij vieren hun 50ste verjaardag en Natuurpunt Limburg heeft ondertussen al 20 jaar op zijn teller. Van harte gefeliciteerd en we zien elkaar nog dit jaar. Eerlijk, we zijn een beetje overdonderd met het succes van deze formule. Er zijn meer dan 900 inschrijvingen. Dat maakt het voor ons allemaal nog een stuk spannender, maar we zijn er klaar voor. Eén korte praktische mededeling nog. Onderaan kan je de knop Q&A vinden, via die knop kan je vragen stellen die we dan na de lezing aan onze spreker gaan voorleggen. Vandaag gaat het over planten en het is me dan ook een hele eer om mijn professor natuurbeheer Martin Hermy te mogen aankondigen als 1ste spreker in deze contactweek. Martin Hermy, professor bij de faculteit bio-ingenieurswetenschappen van de KU Leuven heeft ook een boek geschreven “De juiste boom voor elke tuin” en in dat boek omschrijft hij ook waarom we ook voor niet-inheemse bomen moeten kiezen in de tuin. En daar gaat hij vanavond wat dieper over in. Dus arborifoben en bomenhaters doen het volgende uur wat anders. Maar alle anderen …. Graag uw aandacht voor Martin Hermy.

Martin Hermy
Goedenavond in ieder geval van mijn kant ook, bedankt Jan voor de inleiding en ik zou zeggen, proficiat aan de feestvierders al is het dan een beetje niet direct. De contactdag moet allemaal online gebeuren, want 20 jaar, 30 jaar, zelfs een halve eeuw, ik denk dat geen een provincie dat kan nadoen. Nu, niet-inheemse bomen voor de tuin van de toekomst “een must” en je kunt inderdaad daar een vraagteken achter zetten of een uitroepteken en ik had aanvankelijk zelf een klein beetje schrik van die titel om natuurlijk in het milieu waar natuurstudie gedaan wordt kan zo een titel redelijk provocerend werken. Maar ik denk dat ik toch een aantal punten heb om tegen die stelling in te gaan. Ik heb het opgesplitst in een aantal punten, een 6-tal punten. Eerst kort iets inleiden, dan iets over taal en vooral de discussie inheems, uitheems. Soorten in nesten gaat een beetje over de problemen die er zijn met soorten. Dan iets heel kort rond ecosysteemdiensten en uiteindelijk ook voor diegenen die misschien graag toch ook een aantal keuzes horen over hoe ik ertoe gekomen ben om bomen te kiezen. En afsluiten doe ik met een aantal beschouwingen.
Goed, als je tuinen bekijkt, en tuinen bijvoorbeeld qua ruimtegebruik. Het 1ste wat we dan moeten zeggen is dat de totale ruimte die in Vlaanderen wordt gebruikt aan tuinen die bij gebouwen hoort maar liefst 144 OOO ha is volgens het ruimterapport Vlaanderen, wat meer dan 13% van de oppervlakte is van Vlaanderen. En dat is nog eens verdeeld over ruim 2 000 000 percelen met de woning erbij. De gemiddelde buitenruimte is ook zeer groot. Ruim 705m². En uiteraard zit daar variatie op naargelang de plaats. Vergelijkend met Nederland 125 m² of Groot-Brittanië iets meer, rond de 190m², dus verhoudingsgewijs is de ruimte die we uiteindelijk gebruiken een zeer belangrijk landgebruik in Vlaanderen. Nu, tuinen als dusdanig en beleidsmatig vallen, omdat er een gebouw bij is, altijd wel ergens tussen grijs en groen wat het uiteraard niet gemakkelijker maakt. Nu als je naar tuinen kijkt en naar biodiversiteit in tuinen dan ga je al heel snel terecht komen in het buitenland want er zijn niet altijd veel gegevens bij ons. En één van de grootste studies is er één uit Groot-Brittanië, waar over 5 steden en in meer dan 260 tuinen geïnventariseerd werd en je ziet hier die cijfers voor die 5 steden. Het aantal soorten telkens in die steden met het gehele totaal van 1 000 soorten. Maar kijk eens naar de onderste 2 lijnen, waar je de verhouding ziet, en dat geldt ongeveer, en dat was een beetje het merkwaardige, voor ongeveer elke stad kom je uit op een verhouding dat 30% van de soorten in tuinen zijn inheems en 70% zijn niet-inheems. Wat eigenlijk bekent dat in tuinen, ik zou zeggen, niet-inheemse soorten bij de klassieker, de regel zijn. Helaas over bomen, geen heel concrete gegevens behalve opnieuw uit het Verenigd Koninkrijk waar in tuinen bijna 30 miljoen bomen voorkomen wat ongeveer een kwart is van alle levende bomen buiten bossen. Dus toch wel een indrukwekkend cijfer en ook meer dan 54% van de tuinen hebben meer dan 1 boom. Dat soort materiaal vind je bij ons niet, maar dus niet-inheemse soorten zijn eigenlijk heel gewoon in tuinen. Het zijn een traditie en ik zou zeggen zijn een deel van het wezen van een tuin. De critici zouden natuurlijk nu zeggen op zich is dat geen reden om niet-inheemse bomen in tuinen aan te planten en inderdaad ze hebben gelijk want er zijn uiteraard nog wel een aantal dingen. Eén element dat je zeker in overweging moet nemen is het wezen van tuinen en als het over tuinen gaat spreek ik graag over alle tuinen, of dat nu natuurtuinen zijn of dat zijn siertuinen of architecturale tuinen, wel die hebben 3 b’s gemeen. Eén is beperking, beperking in ruimte, tuinen zijn over het algemeen klein en zeker klein als je het vergelijkt met het landschap daarrond. En om het nog kleiner te maken en vaak voor ons overzichtelijker gaan we het nog eens vaak opdelen in kamers. De tweede b, die komt van bewerking, de bewerking staat dan eigenlijk waar een tuin is is een deeltje van het landschap waar er zeker onderhoud is, waar er allerhande zaken zijn gebeurd, gaande van snoeien, woelen, spitten enz. en als je dat vergelijkt uiteraard is dat een groot verschil met de wilde natuur. Het is een onderhouden onderdeel van het landschap. De derde b staat voor bescherming of beschutting en waarmee je overigens ook aan de oorspronkelijke betekenis van de tuinen komt, omheinde stukken, dat is een beschutting tegen die zogezegd vijandige buitenwereld, tegen de natuur en soms ook tegen het profane. Dus tuinen, vanuit die drie b’s, en als je dan kijkt concreet naar de abiotiek, bodems zijn gewijzigd, zijn omgeploegd, zijn dikwijls ook opgehoogd, er zitten soms ook vreemde materialen in, resten van bouwpuin enz. En uiteraard de soorten, dat wisten we a,l dat er veel niet-inheemse soorten, eigenlijk zijn het wat men de laatste jaren is gaan noemen ‘novel eco-systems’, nieuwe ecosystemen, in wetten gewijzigde abiotiek en ook met een gewijzigde biotiek en beperkt in ruimte, bewerkt en omheind. Dat is het typische aan tuinen. Wat dus dat maakt dat ze toch wel heel grondig en niet alleen aan soorten maar ook aan abiotiek verschillen van natuur- en bosgebieden. Goed, een element waar we tegenwoordig niet rond kunnen is klimaatverandering. En klimaatverandering is uiteraard een relatief recente uitdaging, alhoewel recent... Als je kijkt naar de gemiddelde jaartemperatuur hier voor Ukkel en dat staat rond 1830 en tot nu dan zie je globaal toch dat die trend duidelijk aan het toenemen is. En de gemiddelde jaartemperatuur voor 2020 was 12°C. Vergelijk dat met de initiële temperatuur in de beginperiode en dan zit je eigenlijk al ruim 3° hoger dan het aanvankelijke. Nu het gaat over gemiddelde jaartemperatuur. Neerslag als je dat patroon bekijkt dan zie je veel schommelingen per jaar maar eigenlijk niet echt een toename, alhoewel in detail als je naar getallen gaat kijken lijkt de neerslag niet af te nemen maar eerder een lichte toename te kennen. En eigenlijk is dat goed nieuws want voor grote delen van de wereld is het juist omgekeerd dat de neerslag afneemt. Dus eigenlijk globaal is dat patroon klaar en duidelijk. Maar het gaat wel over het klimaat, de gemiddelde temperatuur is stijgende, de totale jaarneerslag is ongeveer gelijk, in de winterperiode gaat de neerslag omhoog en in de zomerperiode gaat die wel beduidend naar beneden. Maar het moeilijke aan klimaat is dat het gemiddelden zijn. Het concrete natuurlijk is dat er zeer veel grilligheid op zit. Met meer en meer ook extremen, vorst, sneeuw kunnen nog altijd, we moeten niet ver terug denken, deze week is het lente maar vorige week was het echt winter wat eigenlijk ook betekent dat we wat winterhardheidzones betreft eigenlijk ongeveer met een oude winterhardheidzones moeten blijven werken, misschien in stadskernen en zeker van de grote steden dat we daar een plus 1 moeten doen wat betekent voor Vlaanderen zitten we in een winterhardheidzone 8 en voor steden kunnen wellicht ook soorten die in een winterhardheidzone 9 kunnen en we kunnen in steden wellicht ook deze proberen. Goed, klimaatverandering hier staat nog wat meer materiaal die ook wel iets probeert duidelijk te maken. Aan de ene kant de huidige neerslag in het blauw, lichtblauw en de verdamping in het lichtgeel. Die grafieken zie je ook over de maanden lopen en je ziet die lichtblauwe grafiek dat we eigenlijk ongeveer 50 à 80mm neerslag per maand krijgen. Interessant, niet echt een periode waarin er totaal geen neerslag valt. De donkerblauwe lijn is een scenario, einde van deze eeuw en je ziet dat de neerslag hoger ligt maar in de zomer duidelijk lager dan actueel om vervolgens in de herfst en winterperiode weer omhoog te gaan. Maak je nu de vergelijking tussen neerslag en verdamping dan zie je dat in een periode tussen april en augustus de verdamping groter is dan de neerslag, wat eigenlijk geen ramp hoeft te zijn zolang bomen uiteraard water kunnen oppompen uit de grond. Nu, met de scenario’s die voorliggen zien we dat het verschil tussen neerslag en verdamping wel veel groter gaat worden en niet langer meer 20 à 30mm bedraagt maar tussen 40 en 120 dus 80mm en ook dat het loopt tot half september, dus met andere woorden een tekort eigenlijk aan vocht gaat veel moeilijker gecompenseerd worden door extra opname door de planten en zeker in die regio’s, mijn excuses een beetje voor de kwaliteit van die figuur, maar let op het oranje en het gele, dat zijn de bodems die in Vlaanderen droogtegevoelig zijn. En zoals je ziet is dat toch minstens de helft van Vlaanderen. En juist op die droogtegevoelige bodems gaan we die grote problemen krijgen met watertekort en uiteraard is dat negatief voor alles dat daar moet leven aan planten. Dus de kans met de klimaatverandering, de kans op droogtes zal nog altijd stijgen. En die extreme droogte van ’76 of ’18 zal nu in plaats van eens in de twintig jaar, voorspelt men dat dat eens in de 4 à 5 jaar wordt. Koppel daaraan dat we meer en meer in een verstedelijkte wereld gaan wonen waar ook nog eens extra een hitte-eiland speelt, dit is absoluut niet nieuw, wat ook betekent naar tuinen toe en naar heel veel andere dingen toe dat droogte gevoeligheid een issue zal worden en dat we onder meer onze tuinen gaan moeten aanpassen. Aanpassen zou natuurlijk kunnen betekenen dat je meer gaat irrigeren, maar je voelt het zo al komen als je de nieuwsberichten bekijkt van de voorbije jaren dat is dat extra water geven dat zal er niet meer bij zijn. Dus er komen allerhande - en die zijn er soms nu ook al - beperkingen of zelfs verboden om tuinen te sproeien met water wat op zich uiteraard al geen goeie praktijk is en zeker niet als dat met drinkwater gebeurt. Dus dat zal nog meer toenemen wat eigenlijk betekent dat die klimaatverandering of we het nu graag of niet graag hebben dat is een feit en dat is een nieuw klimaat dat heel grillig is, harde winters kunnen nog altijd al zal het minder en minder, winter of kans op harde winters zal kleiner worden. Er is misschien één oplossing voor tuiniers en dat is wel een beetje een speciale, douchen zal niet verboden worden, sproeien mag niet, dus ja, zal ik zeggen, naakt tuinieren al douchend kan misschien wel of kan een oplossing bieden om uw tuin toch water te geven, maar is misschien ook niet aan te raden.
Goed, een paar woorden over taal. Inheems versus niet-inheems. Ik probeer zoveel als mogelijk de term niet-inheems te gebruiken in plaats van uitheems omdat uitheems of exoot, als je de literatuur daarrond bekijkt, als je nieuwsberichten daarrond bekijkt dan hangt daar toch wel een heel negatieve connotatie aan vast. Dat is minder het geval wanneer je niet-inheems bekijkt. Inheems betekent in nature in een bepaald gebied voorkomend, Vlaanderen, België gewoonlijk, neem daarvoor administratieve eenheden, wil je er een tijdsperspectief aan koppelen dat betekent dan van nature voorkomend na de laatste ijstijd of nadien zich spontaan gevestigd hebben in onze gebieden. Dit is wat als inheems wordt beschouwd. Bekijk je dit naar bomen dan hebben we ongeveer 35 inheemse boomsoorten tegenover ruim 3 000 soorten niet-inheemse boomsoorten die hier aanwezig zijn in allerhande plaatsen, tuinen, arboreta, enz. Dus heel veel meer niet-inheemse boomsoorten dan inheemse boomsoorten. Nu, bovendien inheems, kijken we eens naar dat verspreidingspatroon van de Spaanse aak en je ziet dat het overwegend zit in de zuidelijke delen in de leemstreek van Vlaanderen, wat eigenlijk, is ook één van de beperkingen van inheems, inheems wil nog altijd niet zeggen dat de soort binnen dat gebied, binnen Vlaanderen overal voorkomt. En daarvoor gebruik je eigenlijk beter de term streekeigen of autochtoon. In ’t geval van veldesdoorn zie je dat die soort ook heel breed is aangeplant, nog veel breder dan hier is aangegeven op dat kaartje. Goed, sommige van die niet-inheemse boomsoorten of plantensoorten in het algemeen zijn al heel lang ingevoerd en traditioneel maakt men dan onderscheid wanneer dat gebeurd is in de periode voor 1500, dan spreekt men van archeofyten, is dat na 1500 dan spreekt men van neofyten, van nieuwe planten. Dat zijn soorten, allebei, die zich ondertussen hebben ingeburgerd, zij handhaven zich spontaan, dus de hulp van de mensen is daar niet meer nodig. In totaal in Vlaanderen gaat het over ongeveer 528 plantensoorten. Vertaal je het om te kijken naar boomsoorten dan zijn het ongeveer 34 boomsoorten ondertussen ingeburgerd maar die dus oorspronkelijk niet-inheems waren. Die archeofyten natuurlijk dat is lang geleden en dat maakt dat sommigen van die archeofyten, ik heb hier het voorbeeld van papavers van klaprozen, wel voor veel mensen zijn dat inheemse soorten terwijl dat eigenlijk niet zo is. Dus hoe verder in het verleden het invoeren gebeurd is, hoe meer we geneigd zijn die soorten erbij te rekenen en zelfs als inheems te beschouwen. Veel mensen beschouwen ook mispel als een inheemse soort terwijl ondertussen toch vrij duidelijk geworden is dat die soort al veel vroeger pas massaal door de Romeinen is binnen gebracht en uiteraard vooral om de smakelijke vruchten. Dus dat maakt eigenlijk dat inheems en ingeburgerd, of we nu graag hebben of niet, vooral voor die ingeburgerde dan, maar eigenlijk zijn die thuishorend. Zaken als Amerikaanse Vogelkers, Amerikaanse Eik, absoluut ook geen lievelingsplanten van mij, maar eigenlijk kunnen we die niet meer wegdenken. We kunnen misschien wel er tegen strijden in natuurgebieden maar het is bijna een hopeloze strijd. Wat dat we wel zien is dat het aantal nieuwe soorten, dus het aantal neofyten, vooral na 1950 exponentieel gestegen is en sommigen, sommige mensen zoals Tom Denters met zijn stadsflora, gaan ook die categorie dan verder gaan opsplitsen. Oorzaken, wel we moeten niet ver zoeken, de grotere mobiliteit en de mondiale economie die soorten binnenbrengt en uiteraard voor een deel ook klimaatverandering die voor een aantal van die soorten als gedroomd gekomen is. Het probleem is echter dat er ook bij die soorten een aantal invasieve zijn. En invasieve uitheemse soorten zijn dan soorten van vreemde oorsprong die zich massaal hebben uitgebreid in hun nieuwe omgeving en daar de aanwezige inheemse soorten verdrongen hebben of aan het verdringen zijn. Dus er moet altijd om invasief te zijn spraken zijn van schade en dat kan een biodiversiteitsschade zijn meestal is dat door concurrentie dat soorten verdrongen worden maar dat kan eventueel in beheerde systemen ook een economische schade zijn. Sinds kort is er ook een Europese verordening rond invasieve uitheemse soorten en als ik bekijk wat daar op een zogenaamde unielijst staat of de update van 2019 daar staan 2 boomsoorten op, een Acaciasoort die bij ons geen probleem is omdat die niet winterhard is, maar ook de Hemelboom en die wel degelijk aanwezig is en ook vrij massaal, al is het dan vooral in de steden zich spontaan gaat verjongen. Eigenlijk vooral op plaatsen waar wij het vaak zelf eerst grondig hebben kapot gemaakt of verstoord en juist daar gaan die soort oprukken. Veel minder wordt er gezegd dat er ook invasieve inheemse soorten zijn, ik heb hier het voorbeeldje gegeven van klimop, maar ook bramen, bramen is een beetje moeilijker aangezien dat niet 1 soort is eerder een aggregaat van soorten. In een oorspronkelijke Engelse publicatie worden die inheemse invasieve soorten als ‘thugs’ aangeduid, gangstersoorten. Later heeft men die term vervangen door inheemse dominanten omdat uiteraard gangstersoort is al evengoed een negatieve connotatie. De boodschap denk ik is naar tuinliefhebbers, gebruik geen invasieve soorten, maar besef en dat is het moeilijke eraan dat invasiviteit kan veranderen. Dus invasiviteit is een dynamisch gebeuren, wat nu niet invasief is kan het nog altijd worden en met klimaatverandering is voorzichtigheid geboden.
Derde punt is: problemen met inheemse soorten. En problemen mag je niet overdrijven, maar bekijk dat ecogram van de Europese boomsoorten waar boomsoorten geplaatst zijn tegenover zuurtegraad van de bodem en in de vertikale as tegenover vocht. Als je de zone neemt van matig droog tot zeer droog dan ga je daar merken dat daar niet veel boomsoorten instaan. Dus we hebben eigenlijk zeer weinig inheemse boomsoorten die goed tegen droogte kunnen. We kijken bijvoorbeeld naar een lijst uit een beroemde publicatie van Niinemets en Valladares 2006 naar de top van de droogtetolerante soorten en als ik een beetje breed kijk, dan zie ik daarop staan Juniperus communis (jeneverbes) en Pinus sylvestris (grove den) en hier ook de donzige eik (Quercus pubescens). Dus 3 boomsoorten die we als inheems kunnen beschouwen alhoewel bij de Pinus sylvestris is er altijd discussie geweest, maar dit zijn de top van de droogtetolerante soorten, en ook eigenlijk voor zover Juniperus een echte boomsoort is en Quercus pubescens hier in de Kempen niet helemaal inheems is, ook niet-inheems in Vlaanderen, maar dan wel in de kalkstreek in Wallonië. Dus is die best aangepaste soort aan droogte hebben we eigenlijk vrijwel geen inheemse soorten zitten. Dus eigenlijk op zich, we hebben niet alleen weinig inheemse boomsoorten maar bovendien dan ook weinig soorten die dan nog goed met die droogte om kunnen. Wat we ook merken, en dat is jammer maar dat is ook weer zo een vaststelling dat is dat het aantal pathogene ziekteverwekkers ook serieus aan het toenemen is. Dus we krijgen groeiende problemen van ziekten en plagen bij boomsoorten. En ik heb toch de indruk dat dit meer het geval is bij de inheemse boomsoorten dan bij de niet-inheemse boomsoorten. Ik heb een aantal van die probleemgevallen hier onderaan opgegeven en het is toch opvallend dat vooral de inheemse boomsoorten daar slachtoffer van worden, dus dat betekent eigenlijk dat de inheemse boomsoorten iets meer in nesten zitten dan de niet-inheemse boomsoorten, maar weest gerust, geen enkele boomsoort is echt volledig veilig, uiteraard is dat ook de essentie van elk levend wezen, denk maar aan de corona, dat is op zich analoog natuurlijk. Dus het antwoord op dat soort van problematiek denk ik, is uiteraard probeer zoveel als mogelijk ziekteresistente soorten te gebruiken, maar gebruik vooral veel soorten. En, dit is wellicht onze enige oplossing. Een ander iets is natuurlijk als je tuinen bekijkt en we hebben wel grote tuinen in Vlaanderen, maar die tuinen worden gemiddeld genomen, bij nieuwbouw zijn de tuinen wel beduidend kleiner, bomen worden traditioneel in een viertal categorieën naargelang hun adult, de hoogte, ondergebracht, 1 = groter dan 12m, 1A meer dan 20m; en daaronder staan de inheemse boomsoorten. Dan merk je eigenlijk dat het leeuwenaandeel van de inheemse boomsoorten eigenlijk te groot zijn voor een tuin. En vergelijk die groottes bij een gebouw van 8 meter en je merkt direct dat daar uiteraard een probleem kan zijn. We hebben ook een aantal inheemse soorten die kleiner zijn dan die 12 meter, bekijk die soorten maar, daar staan nogal wat wilgen bij, de soorten eigenlijk over het algemeen van natte terreinen, maar we hebben wel meidoorn, gele kornoelje, hulst, veldesdoorn, wilde lijsterbes, wilde mispel, wilde appel ook; maar wilde appel en wilde mispel zijn uiteindelijk al archeofyten. Dus ook hier weinig inheemse boomsoorten die echt geschikt zijn voor onze tuinen en zeker voor de kleinere of voor de gemiddelde tuinen. Kort iets over ecosysteemdiensten, dat heeft te maken dus met de baten die we hebben van bomen, en hier zo een beetje een overzicht. Ge kunt gemakkelijk een boek vullen rond elk van die diensten dat ga ik uiteraard niet doen. Maar alles wat in het groen staat zijn eigenlijk baten, daar hebben we voordeel bij. Helaas er zijn ook wel een aantal slechte aspecten aan en we hebben daar niet echt een goede naam voor, ondiensten bestaat niet, maar de beste naam is misschien boombezwaren, het feit dat er soms onderhoud aan is, maar goed vandaar mijn pleidooi in dat boek om echt de boom af te stemmen op de ruimte die je hebt, als je hem niet te groot kiest dan heb je al minder problemen, allergieën en vluchtige organische stoffen, eventuele schade aan gebouwen, maar uiteraard moet je op een respectabele afstand blijven, bladval, schaduw in de winter, vandaar ook een pleidooi om vooral loofwerpende soorten te gebruiken en als je kijkt naar de klachten die over het algemeen met bomen samen vallen, dan is het verlies aan lichtval, bladafval en dat soort van dingen. Sommigen van die problemen zijn reëel, denk maar aan allergieën bijvoorbeeld, maar anderen zijn misschien wat overdreven. Dus bomen en die diensten die bomen leveren die werken ook emoties op, die spreuk daaronder “De boom die sommigen tot tranen toe ontroert is in de ogen van anderen enkel een groene-sta-in-de-weg” is denk ik nog altijd geldig als het over bomen gaat. Maar of dit nu inheemse of niet-inheemse bomen zijn ze vervullen allemaal een groot aantal diensten. Die hier dus op die boom in het groen staan en helaas dus ook een aantal bezwaren. Het is een beetje analoog met de vlinders, vlinders hebben we allemaal graag, maar de rupsen hebben we iets minder graag, en het feit is dat met klimaatverandering het belang van die diensten alleen maar zal stijgen. Dit is misschien een gevaarlijke figuur waar ik de vergelijking gemaakt heb tussen inheemse en niet-inheemse boomsoorten naar een aantal gegroepeerde diensten. Beschouw de afstand tussen die twee grafieken zeker niet als iets kwantitatief eerder een rangorde. Ik denk dat ik mag zeggen dat als het over culturele diensten gaat, sierwaarden, dat de niet-inheemse boomsoorten veel beter scoren dan onze inheemse boomsoorten. Al iets minder duidelijk is het als het over producten gaat; w.b. luchtkwaliteit heb ik de uitheemse lager laten scoren dan de inheemse, voor een stuk omdat niet-uitheemse boomsoorten meer vluchtige organische stoffen produceren, en dat is een niet interessante activiteit, al was het maar omdat ze samen met onze luchtvervuiling extra ozonvorming kunnen geven. Maar voor micro-klimaat energie-gerelateerde diensten, waterhuishouding, geluid is niet veel verschil. Het grote verschil is dat doorsnee genomen inheemse boomsoorten veel beter scoren als habitat voor biodiversiteit.
Goed, het laatste grote stuk, bomen kiezen. Uiteraard over die ecosysteemdiensten en baten is veel meer te zeggen, ik zou zeggen daarvoor moet je maar eens het boek lezen. Hoe ga je nu bomen kiezen voor je tuin. We hebben 1 duidelijk iets: invasieve soorten duidelijk niet. Uiteraard bomen moeten liefst klimaatbestendig zijn en blijven en dat zal allicht betekenen dat ze droogtetolerant moeten zijn, nog altijd voldoen aan de winterhardheid, dus de klassieke winterhardheid zone 8, en liefst ook weinig gevoelig voor plagen en ziektes. Wat uiteraard niet altijd gemakkelijk is om te voorspellen. Belangrijk element ruimte. Uiteraard als je grote bomen plant in een kleine tuin dan krijg je vroeg of laat problemen dus in tuinen onder die 12m, bomen van categorie 2 en 3, en uiteraard bedenk ook de breedte van de boom, de breedte van die boomkroon. Nu, een boom is niet alleen bovengronds, dat zien we misschien, maar de vitaliteit van een boom wordt vooral bepaald door wat er ondergronds gebeurt en het beeldje A is misschien het klassieke beeld dat je hebt van een boom en ik moet bekennen dat was ook 20, 30 jaar terug mijn beeld van een boom en met een groot wortelsysteem ongeveer zo groot als de boomkroon, wel de werkelijkheid is eigenlijk anders, de werkelijkheid is dat ruim 90% van de wortels in de bovenste meter van de bodem zitten en er zitten enkele wortels dieper en uiteraard dat varieert een beetje naargelang de diepte van de bodem; het is eigenlijk een beetje een soort wijn-glas maar met een zeer grote voet en als je de boom projecteert op de grond en je gaat ook de wortel projecteren op het maaiveld dan kom je ongeveer uit op een verhouding kroonprojectie 1, wortelprojectie 2. Dus de worteloppervlakte is dubbel zo groot, tot 3 keer zo groot. Uiteraard voor zuilbomen moet je een andere formule gebruiken. Dus ruimte is een absoluut belangrijk criterium bovengronds maar toch ook ondergronds is het een belangrijk element. Andere criteria hebben te maken met bodem, hebben te maken met lichtcondities In de schaduw ga je niet dezelfde bomen planten of aan de noordzijde van een huis dan aan de zuidzijde en allerhande keuzecriteria die te maken hebben met opvallende bloemen en bloemen kunnen groot zijn en daardoor opvallen. Men zegt dat de impact groot is maar denk maar aan een prunus soort, aan een sierkers, heel kleine bloempjes maar duizenden ineens dat is dan wat ze noemen drama; bomen die eetbare vruchten leveren of die mooie herfstkleuren hebben of die zelfs in de winter wanneer de stammen goed zichtbaar zijn een heel mooie stampatroon hebben, mooie schors. In dat boek ‘de juiste boom voor elke tuin’ onderscheid ik 23 groepen en in totaal zo’n 570 taxa. Verdeeld over die 23 categorieën zijn er een aantal die naar grootte en vorm zijn, de zuilbomen, heel kleine bomen, bomen die in een vlak staan, leibomen, meerstammige bomen dus; en dat zijn meer bomen die breed vaasvormig uit, een beetje soort parasol of je zou het model van de savanne boom kunnen noemen en lekker ouderwets treurbomen. Dan zijn er een aantal groepen die te maken hebben met ecologische criteria bijvoorbeeld door het feit dat ze in de winter altijd groen zijn of wintergroen zijn, soorten die een meer warmer klimaat duiden, droogte-tolerante grijsbladige bomen voor op ook daken; en dan twee groepen die met bodem te maken hebben, waarom maar twee groepen zou je misschien zeggen, wel de meeste tuinbodems zijn niet extreem en dus vandaar maar één categorie die wat extremer is na de droge zure zandige gronden en een andere categorie naar de echt natte bodems; en dan een kleine groep rond schaduwbomen. Dan groepen die met diensten te maken hebben: sierwaarde, denk aan bomen met een tropische uitstraling, opvallende bloemen, bomen met geurende bladeren of bloemen, meerkleurige bladeren voor liefhebbers van bontbladige bomen, bomen met mooie herfstkleuren of met een opvallende schors en uiteraard veel aandacht aan vlezige eetbare vruchten en dan nog een kleine groep die met biodiversiteit te maken hebben, ik heb het bijenbomen genoemd maar in veel gevallen trekken die niet alleen bijen aan maar ook vlinders en andere insecten; en uiteraard ook inheemse bomen komen aan bod, helaas relatief weinig omdat dat hoogtecriterium van die 12 meter daar hard spelen. En ik heb voor de echte, ja ik zou zeggen de tuinliefhebbers die veel soorten willen hebben een soort rariteitenkabinet gemaakt en dat zijn soorten die ofwel hier weinig beschikbaar zijn dus relatief zeldzaam zijn ofwel soorten die aan de rand van de klimatologische mogelijkheden zitten althans actueel of soms is het ook een combinatie van de twee. Tot slot enkele soorten: soorten die ik zou durven toppers noemen en dat zijn soorten die meerdere criteria samen hebben. Ik heb er een aantal uitgenomen, bijvoorbeeld hier de Vuuresdoorn, de meeste Esdoorns hebben niet echt opvallende bloemen, eigenlijk geldt dat ook wel hier een beetje , maar je ziet hoe de bladeren uitlopen bronskleurig en ge ziet die herfstkleur daar kun je echt niet naast kijken. Dan een andere soort die dan weer lekkere vruchten geeft: kweepeer cydonia oblonga of in het Turks heb ik mij laten wijsmaken Ayva en men zegt Ayva kweepeer maar dat is twee keer kweepeer, een aantal rassen die de moeite waard zijn om te kweken, maar ik vind persoonlijk ook dat die bloemen van kweepeer best mooi zijn aan ook relatief groot zijn, dus niet alleen interessant om te eten of om te verwerken maar evengoed een mooie boom. Europese Judasboom of Judasboom tout court Cersis, waarom deze wel dit is een boomsoort die iets heeft van de tropische bomen, in de zin van, hij heeft typisch wat we noemen stammenbloei dat wil zeggen de bloemen staan op takken en om de stam, wat bij ons een heel zeldzaam fenomeen is maar veel talrijker in tropische bossen, heeft ook een opvallend mooi blad en is ook behoorlijk droogte-tolerant, daarnaast een weinig bekende soort maar wel breed beschikbaar de Zevenzonenboom Heptacodium, hepta is zeven, een beetje een rare naam al was het maar omdat de bloemgestellen gewoonlijk maar zes bloemen hebben en niet zeven, maar de mensen die de oorspronkelijke naam beschreven hebben, hadden blijkbaar toevallig een bloeiwijze met zeven bloemen, witte bloemen, je zult misschien zeggen wat is dat, nee want dat zijn de kelkbladen, als de bloemen verwelkt zijn gaan de kelkbladen rood kleuren dus je krijgt precies een tweede bloei, heeft ook een mooie afschilferende schors dus eigenlijk een boom die toch van meerdere fronten goed thuis is, die ook bijen aantrekt enz. Dan weer iets voor de maag Nashi, in sommige boeken staat Nashi peer maar Nashi peer is blijkbaar perzisch voor peer dus dat schept weer peer peer; pyruspyrifolia interessant al was het maar omdat hij weinig ziektegevoelig is en er zijn ook een aantal zelfbestuivende of toch min of meer zelfbestuivende rassen van bekend die hier zijn aangeduid heel lekker om eten en absoluut ook mooi, een mooie voorjaarsbloei dus best een interessante soort misschien één van mijn lievelingssoorten, traaggroeiend, bloemen die voor het moment open staan maar eigenlijk staan ze dit jaar al open van in november. Maar de voorbije dagen was het echt een zoemend geluid van de bijen errond dus de bijen komen blijkbaar massaal af op die bundel rode meeldraden maar de boom is nochtans het best gekend voor zijn herfstkleuren die echt vlammend zijn zoals een vuurzee en vlamboom wordt hij ook wel eens genoemd en de oudere exemplaren hebben ook een heel mooie afschilferende schors een beetje zoals bij plataan. Het is wel een breed uitgroeiende boom waar je gemakkelijk onder kunt gaan zitten maar er zijn ook wel exemplaren die meer opgaand zijn of meer cultivars die opgaand zijn. Dan een soort die je misschien zou kiezen omwille van de bloemen maar die eigenlijk één van zijn namen Japanse Zilverboom vooral te danken heeft aan de jonge bladeren die echt zilverkleurig en gaan uitlopen en daardoor uiteraard zeer zwaar gaan opvallen, een heel winterharde soort Amurense Maackia wordt die ook wel eens genoemd. Daarnaast een heel aparte groep die tot nog toe weinig gebruikt wordt maar bij tuinliefhebbers al begint goed te scoren Lagerstroemia, het zijn gewoonlijk hybride die wij hebben en dat is maar goed ook want de oorspronkelijke soort indica is absoluut niet winterhard en bovendien blijkbaar redelijk meeldauw gevoelig is. In Amerika heeft men die ingekruist met een tweede soort en die soort is veel meer winterhard, meer ziektebestendig maar de bloemen zijn ronduit prachtig, de bloemen komen vooral van de indica kant, niet alleen prachtige bloemen van de groep van de lytrace, een groep waar ook onze kattenstaart toe behoort; sommigen trekken ook heel veel bijen aan, mooie herfstkleuren, mooie afschilferende schors, kortom eigenlijk een pracht van een boom ook klein gewoonlijk onder de 6 meter al of niet één of meer stammen en helaas wel vrij duur. Alleen wat is vrij duur voor een boom die 100 of 150 jaar kan meegaan? Dan gewone Vogelkers, u zult zeggen ja maar dat is een inheemse soort, klopt dat is een inheemse soort maar die Colorata heeft roze bloemen en dat is uiteraard afin niet uiteraard maar die soort die cultivar is niet bij ons gekomen, het is eigenlijk een Zweed die in 1953 gevonden is, maar dat is uiteraard een gewone Vogelkers en dat is een soort die alleen maar in natte tuinen het goed doet en liefst op een vruchtbare grond. Dan rechts daarvan Wimperlinde, lindes kennen we allemaal en is dus een gedenkboom zeer interessant voor de bijen soms zelf te interessant onder meer om bij Zilverlinde is soms massale bijensterfte gevonden. Deze soort is interessant niet alleen omdat die heel mooie bladeren heeft vandaar die naam Wimperlinde maar ook omdat die pas in augustus gaat bloeien eigenlijk op het moment dat de grootste bloei al voorbij is en dat maakt hem juist uiteraard interessant voor bijen omdat dan de hoofdbloei van veel andere soorten al wat voorbij is.
Tot slot een aantal beschouwingen: het 1ste is klimaatverandering, dat is een uitdaging van formaat voor de tuin maar evengoed daarbuiten. 2de: volwassen bomen of die nu inheems of niet-inheems zijn die vervullen een groot aantal ecosysteemdiensten en dat zijn voordelen voor ons maar helaas zitten er ook wel wat minder goede aspecten aan en zeker aspecten van allergieën, eventuele giftigheid van bepaalde soorten, is toch wel een teer punt, maar bekijken we ook eens het plaatje rechts en dat is een thermisch infrarood beeld met verschillen in temperatuur tussen blauw ongeveer 26 graden onder de boom en je ziet het straat wegdek dat boven de 40 graden zit dus om maar aan te geven dat die toch wel degelijk kunnen koelend werken. Kies bij ons vooral voor loofwerpende boomsoorten omdat we uiteraard die winterzon wel graag hebben en op dat moment gaan die takken minder storen. En er is een traditie in tuinen om niet-inheemse soorten te gebruiken. Ik zie totaal geen redenen om daarvan af te stappen wat niet betekent uiteraard dat je geen inheemse boomsoorten mag gebruiken, totaal niet dus ik zou zeggen stap af van de oordeel of veroordeel soorten niet op hun afkomst maar bekijk hun kwaliteiten en dus zowel niet-invasieve inheemse als niet-inheemse boomsoorten zijn naar mijn mening welkom en er is een enorme diversiteit aan soorten en ik denk dat die meer garanties bieden vooral in een verstedelijkt Vlaanderen dan onze inheemse soorten uiteraard mits goede keuzes te maken en er is ook een diversiteit aan soorten en cultivars die gewoon aanwezig is. Het is niet dat we daar nieuwe dingen moeten invoeren maar één boodschap is moeilijk voor tuinen en dat is één soort gebruiken is spelen met vuur. Natuurlijk is het niet de bedoeling dat elke tuinier precies dezelfde boomsoort gaat kiezen want dit is spelen met vuur als er problemen komen met ziektes en plagen, ja dan is er een ernstig probleem en dus diversiteit, gebruik vele boomsoorten en er is ook meer dan soort en dat is een teer punt en dat is herkomst en in veel gevallen weten we niet wat we niet wat we planten aan herkomsten. In de bosbouwsector is dat behoorlijk goed bekend en het is eigenlijk jammer dat die info ontbreekt als je een boom aankoopt voor de tuin. Een niet-inheemse soort, ik gebruik dikwijls ter illustratie Steeneik, als je Steeneik koopt die uit de Rhone-vallei in de buurt van Avignon afkomstig is of je koopt een Steeneik die op de Mont Ventoux voorkomt, wel die op de Mont Ventoux die kan beslist onze winters aan, maar die uit de vallei van de Rhone zelf, ja die zou ik niet graag planten. En misschien moeten we er ook aan denken een opdeling te maken verder tussen inheemse en niet-inheemse want besef dat heel veel boomsoorten die eigenlijk uitgestorven zijn door de ijstijden, hier voordien miljoenen jaren aanwezig geweest zijn en soms zelfs langer dan wat we nu inheemse boomsoorten noemen en ik zou zo zeggen tot slot en met een uitspraak van Ellacombe uit de 19e eeuw “Een tuin zonder bomen verdient amper om een tuin genoemd te worden” en niet-invasieve niet-inheemse bomen is wellicht de beste keuzen maar uiteraard is het een keuze die van jullie afhankelijk is en inheemse boomsoorten moeten uiteraard evengoed kunnen en we weten dat er in Vlaanderen plaats is voor miljoenen bomen en daarmee ben ik aan het einde van mijn verhaal.

Jan Mampaey
Dankuwel Martin, we hebben weer een heel stuk bijgeleerd over bomen. Je bent hier in Limburg en er is iets in Limburg met bomen, ze hebben hier iets met bronsgroen eikenhout en dat is eigenlijk mijn eerste vraag ook voor u. Ja, onder welke vorm of onder welke variëteiten of soorten kunnen we dat bronsgroen eikenhout hier in Limburg in stand houden voor de verre toekomst?
Martin Hermy: als je natuurlijk dat bronsgroen eik koppelt aan de inheemse soorten, wintereik, zomereik, op een aantal standplaatsen gaat vooral zomereik meer en meer afzien, ja en daar ga je misschien meer voor de wintereik moeten kiezen, meer dan vroeger het geval is. Uiteraard in tuinen heb je meer mogelijkheden en gewone zomereik in tuinen zal wellicht te groot zijn maar je hebt een aantal cultivars die wel degelijk binnen die limieten van 12 meter blijven en uiteraard ga je daar als je bodem niet te zuur is in zeker overweg met de zachte donzige eik? Quercus Pubescens en ook met een aantal andere buitenlandse soorten die al aanwezig zijn en die ook kunnen en het zal bronsgroen zijn maar het zullen ander soorten zijn.
Jan Mampaey: oké we gaan in bronsgroen in andere tinten.
Een andere vraag is, waar moeten we nu op vakantie gaan om de ideale bomen voor de toekomst van onze tuinen en van wat Limburg heeft te vinden? Je hebt al verwezen naar de Mont Ventoux, dat is al een bestemming die genoteerd is, zijn er zo nog plekken op de wereld?

Martin Hermy
Ik zou zeggen begin eens met arboreta te bezoeken want daar staan vaak honderden of een aantal duizend boomsoorten en cultivars bij mekaar buiten, dus daar weet men maar al te goed welke soorten het bij ons doen of niet doen, als je er natuurlijk een verdere bestemming wil aan koppelen dan zou ik zeggen bezoek berggebieden in Zuid-Europa.

Jan Mampaey
Dat was het meest corona-proof antwoord dat hier in lange tijd gegeven is, ga naar de arboreta, maar ik denk in die zin ja goeie tip. We hebben ook nog wat vragen binnen gekregen die nog heel praktisch en simpel zijn waar je misschien een snel antwoord op kan geven, iemand zoekt een kersboom ik neem aan prunus en die als leiboom wilt gebruiken en die dan ook nog eens gezond moet zijn en zelf bestuivend, ja ga je zoiets vinden?

Martin Hermy
Dat wordt misschien moeilijk, ja oké want eigenlijk de meeste prunussoorten sierkersen die hebben het allemaal al niet zo gemakkelijk, er zijn er wel bij die betere zijn zoals Yeduensis, Accolade The Bride en nog een aantal andere maar er zit overal toch wel een kleine risico aan en vaak staan zij niet - bij mijn weten toch niet - beschikbaar als leiboom want leibomen betekent dat er moet aan gesnoeid zijn en dat er ook moet gesnoeid worden om in een vlak… en bij prunussoort is dat een serieus risico.

Jan Mampaey
Dus er is een reden dat je die niet vindt, iets anders kiezen.
Een andere vraag heb je natuurlijk al een stukje aangeraakt, is er een risico dat niet-inheemse soorten invasief gaan worden door de klimaatverandering, je hebt het wel kort al vermeld maar dat is toch wel de kernvraag waar veel mensen die naar deze lezing luisteren mee worstelen.

Martin Hermy
Ikzelf evengoed, ik maak mij er ook wel zorgen over bij een aantal soorten, maar je kunt dat voor een deel denk ik toch al voelen in de zin van, als je internet, daar geraken we vlot op, ook op google Scholar raken we vlot op en als er van een bepaalde soort al rapporten zijn, in streken met een gematigd klimaat, warm gematigd, waaruit blijkt die soort problemen aan het vormen is… Ik zou zeggen: risico soort, beter niet en zeker al niet als je in de buurt van een natuurgebied woont, dus in een aantal gevallen kunt ge al vermoedens hebben. Het doet mij ook soms denken aan mijn eerste jaar hier in Limburg op het Instituut voor Natuurbehoud in maart ’86 kregen we een vraag rond een soort waternavel die gebruikt werd om waterzuivering te doen in beken, toenmalig gebruikt door een Gentse professor rond waterzuivering, wel eigenlijk had die zijn huiswerk niet gedaan. In de literatuur was al omstandig gedocumenteerd dat die soort problemen bezorgde dus in veel gevallen kunt ge al op voorhand wat inschatten.

Jan Mampaey
Nu dat is natuurlijk makkelijk en makkelijk antwoord als wetenschapper die gewoon zijn om die dingen uit te zoeken, ja en daar ligt dan misschien toch een taak voor ook de mensen die de bomen aanbieden, boomkwekers en zo om daar toch dus eigenlijk om mee om te gaan.

Martin Hermy
Er is dus wetenschappelijk veel interesse in die problematiek en er zijn duizenden publicaties; vergeet ook niet dat die unilijst, die lijst die de europese gemeenschap opgesteld heeft van probleemsoorten die we moeten vermijden en eventueel zelfs bestrijden, dat men die ook regelmatig aanpast, de verordening dateert van 2014 of 2015 en in 2019 is die al officieel weer aangepast, dus dat wordt continu opgevolgd en uiteraard is het ook wel zo dat boomkwekers, tuincentra daar ook wat kunnen aan doen maar je weet dat daar vaak andere dingen spelen.

Jan Mampaey
Een andere vraag. Iemand is 40 jaar en wil zijn bomen nog graag groot en mooi zien worden, die is op zoek naar snelgroeiende soorten voor zijn tuin en die toch niet te groot worden. Hoe lossen we die contradictie op?

Martin Hermy
Er zijn een aantal soorten die vrij snel groeien maar ja wat is snel voor een boom, het zijn geen bamboe’s, die groeien snel. Wel die contradictie, ik zou zeggen, als de persoon in kwestie wat centen er tegenaan wil gooien tegenwoordig kun je jongvolwassen bomen zelfs kopen zonder meer, maar uiteraard de keerzijde is de prijs, en uiteraard die standplaats, die groeiplaats moet je ook wel voorbereiden om die boom alle mogelijke kansen te geven, maar heel veel steden gaan tegenwoordig in behoorlijk grote mate gaan aanplanten, dus daar zit denk ik de beste optie, maar het is helaas toch wel een vrij dure, maar als die nog 20 of 30 jaar meegaat dan is zelfs een boom maar ik overdrijf nu een boom die 1 000 euro kost die 30 jaar meegaat, over die 30 jaar is dat eigenlijk nog altijd een kleine investering als je het zo bekijkt. Er zijn weinig dingen waaraan ge tientallen jaren plezier kunt van hebben en die zo weinig kosten.

Jan Mampaey
Ok, financieel advies vanavond. Andere mensen zeggen: misschien moeten we er toch maar kiezen voor Zuid-Europese soorten in de plaats voor soorten van andere continenten. Je hebt daar ook al wat dingen over verteld, maar ik heb mij ergens laten vertellen dat we nu ergens zitten qua klimaat tussen de 500 en de 1 000 km ten zuiden van hier, daar blijft dan natuurlijk de nuance van die winters die strenger kunnen zijn, maar is het een plan om naar Zuid-Europese soorten of misschien Centraal-Europese soorten te gaan kijken en daar dan toch vooral de biodiversiteit mee veilig te stellen hier.

Martin Hermy
Maar ik denk dat het minstens twee dingen zijn. Eén: bij onze inheemse soorten moeten we kijken naar herkomst en die meer zuidelijk vandaan komen eventueel door zuidelijke herkomst door en te kruisen wat een vrij lange weg is met bomen en uiteraard kunt ge als ik zou kiezen dan zou ik eerder Europese boomsoorten kiezen om hier te gebruiken omdat vele van die boomsoorten hebben minstens voor de ijstijden verwanten gehad hier. En eigenlijk heb ik een vermoeden maar dat is niet meer dan een vermoeden, een complete hypothese, dat mogelijk zelfs nog een aantal van die schimmelnetwerken aanwezig zijn en wat misschien een verklaring zou zijn dat die globaal genomen iets beter groeien dan bijvoorbeeld soorten die echt van de andere kant van de wereld komen. Op zich is dat die voorgeschiedenis van voor de ijstijden op één of andere manier nog altijd een beetje speelt, maar dat is echt een hypothese, daarvoor durf ik mijn handen niet in het vuur steken, maar ik heb ondertussen nog dingen geleerd al doende met die bomen dat ik zei hoe kan dat, dat men bijvoorbeeld tegenwoordig vaak meerstammige bomen aanplant. Waarom nu juist meerstammig, ook een charmant klassieke vorm is een stam maar meer stammen dat betekent dat ze breed vaasvormig open gaan, eigenlijk als je mensen in een publiek laat kiezen welke boomvormen ze graag zien, allemaal kiezen ze voor dat type van savanne boom, dus eigenlijk is dat ook waarschijnlijk weer iets dat zo diep terug gaat naar onze roots dat dat eigenlijk nog altijd vandaag doorspeelt.

Jan Mampaey
Ok, misschien een interessante vraag, zijn er nog andere voor ons verfrissende nieuwe inzichten die je hebt opgedaan bij de studie die voorafgegaan is aan het boek dat je net gemaakt hebt?

Martin Hermy
Zeker, bijvoorbeeld rond intelligentie, ik weet dat daar wel veel over geschreven is in die beroemde boeken van Wohlleben. Helaas als je de Duitse wetenschappers daarover hoort, dan wordt de man de grond in geboord omdat die bomen vermenselijkt heeft en ik denk voor een stuk terecht, maar anderzijds kunnen we er niet onderuit dat bomen wel degelijk een aantal dingen doen die we alleen maar als intelligent kunnen omschrijven, bijvoorbeeld dat worteltopjes echt water horen lopen en dat ze dat gaan achtervolgen. Dat was ook zo één van die dingen dat ik op het eerste zicht niet kon geloven, experimenten met geluiden, met meer een muziek die harmonisch is, klassieke muziek tegenover echt hard… bomen gaan daardoor beter groeien. Dus een aantal dingen die we soms aanvoelen als zijnde daar zit misschien wat in… maar omdat men nu veel gerichter experimenten kan opzetten en vaak ook technische middelen heeft om dat beter te kunnen volgen dan moeten we toch vast stellen dat er redelijk veel waarheid in zit. Het feit van die rode herfstkleuren bijvoorbeeld wist ik ook niet, ik vroeg mij dat al veertig jaar af waarom Amerikaanse boomsoorten juist zo rood verkleuren in de herfst en dan na veel zoeken vind je een serieuze wetenschappelijke publicatie van twee plantenfysiologen die zeggen: eigenlijk hangt het samen met de ijstijden en die rode kleuren in de herfst die komen er niet omdat het bladgroen verdwijnt, maar die worden aangemaakt door zon in combinatie met koude nachten en juist daarop hebben insecten zich gespecialiseerd omdat bij die verkleuring aminozuren terug vloeien naar de stam, zij zijn daar op uit, de boom reageert door die rode kleur, door te zeggen mannekes blijf van mij af. Wat is er gebeurd bij de ijstijden? Wel al die rode kleurtjes zijn samen met de insecten uitgestorven en na de ijstijden zijn ze niet terug gekeerd en ze vinden steun bijvoorbeeld in soorten die wel overleefd hebben en dat zijn dan vooral dwergstruiken die onder het sneeuwpakket overleefd hebben, dat die wel degelijk nog altijd die rode kleuren vorm.

Jan Mampaey
Ok, fijn, ik denk dat we hier stilaan mee kunnen afsluiten. Hartelijk dank voor deze uiteenzetting en voor alle antwoorden op de vragen die er waren. Dankuwel en ook veel succes met uw pas geschreven boek en met alle volgende die je gaat schrijven.

Martin Hermy
Ja, dankuwel!

Doe mee

Samen zetten we onze schouders onder een groene en duurzame provincie.