Ga verder naar de inhoud

Waarom bijzondere paddenstoelen verdwijnen uit de Haspengouwse bossen

Tekstversie van de lezing door Ronny Boeykens (LIKONA Werkgroep Mycolim), LIKONA-contactdag 2022

Jan Mampaey: Na het internationaal succes, mag ik wel zeggen, van schrijvers als Merlin Sheldrake en Suzanne Simard, ben ik erg blij dat voor de eerste keer in alvast heel lang, dat we ook op onze contactdag een spreker kunnen aankondigen die het gaat hebben over de vaak vergeten groep van paddenstoelen. Ronny Boeykens is lid van de werkgroep Mycolim en hij gaat ons een verhaal brengen over de bijzondere paddenstoelen in de Haspengouwse bossen. Ronny, graag aan jou het woord. Vertel er ons alles over, die paddenstoelen in Haspengouw.

Ronny Boeykens: Dankjewel, Jan. Dus mijn lezing gaat over de bijzondere paddenstoelen die verdwijnen uit de Haspengouwse bossen. Ik ben tijdens mijn cursus natuurgids biotoopstudie in een bijzonder Haspengouws bos terecht gekomen, Jongenbos. Daar heb ik eigenlijk de paddenstoelen leren kennen, maar het was pas een twee drie jaar later dat ik mij volledig ben gaan toeleggen op paddenstoelen en ben lid van verschillende paddenstoelenverenigingen nationaal. Internationaal ben ik ook actief, vooral met de studie van Russula’s en de Russula is een ectomycorrhizazwam die eigenlijk ectomycorrhiza vormt samen met bomen, een samenwerkingsverband met bomen in onze bossen.

Ik heb eigenlijk vastgesteld, als mycoloog, dat we eigenlijk maar een vrij kleine groep zijn en nog een kleinere groep die eigenlijk met studie bezig is, vooral in Limburg. Ik heb ook vastgesteld dus dat eigenlijk het doorgeven van materiaal aan beheerders vaak misloopt. We geven wel mooi lijstjes, maar we zien soms dat er belangrijke biotopen in Limburg achteruitgaan. En de belangrijkste biotopen in Limburg zijn onze Haspengouwse bossen, de schrale stuifzanden en de schrale graslanden. Dus het is belangrijk dat we eigenlijk ons kenbaar maken. Dat wil ik eigenlijk hier ook doen naar beheerders want we hebben vaak contact met conservators en dergelijke maar het geraakt niet bij de plannenopmakers en beleidsmensen waardoor eigenlijk onze paddenstoelenflora onder druk komt te staan. Het zou jammer zijn want voor Vlaanderen zijn wij eigenlijk, zoals voor veel soorten, de meest rijke provincie en dat is heel belangrijk dat we dat behouden.

De aanleiding van deze lezing is voor mij dat ik eigenlijk vaststelde, vooral in de Haspengouwse bossen, dat de mycoflora achteruitging, vooral de ectomycorrhizasoorten. En eerst dacht ik dat is een tijdelijk verschijnsel, een drogere zomer of iets anders, maar het was eigenlijk een gestage achteruitgang en dus ik heb eigenlijk als…, zonder een studie zoals de vorige sprekers, eigenlijk op basis van mijn ervaring eigenlijk deze lezing gemaakt.

Ik ga eerst een beetje foto’s laten tonen wat ik eigenlijk zie in de bossen. Hier zie je duidelijk verbraming, toename van nitrofiele planten. Hier is een ander voorbeeld van een heel rijk bos met abelen want we hebben vastgesteld in onze Haspengouwse bossen, dat waardbomen, sommige waardbomen bijzonder zijn. In Limburgse bossen zijn dat vooral de eiken, de abelen, vooral grauwe abelen en ratelpopulieren maar ook haagbeuk die heel bijzondere soorten herbergen.
Dit is een overgang tussen bramen en klimop, op de vorige zag je veel klimop. Hier zie je heel veel dode takken in het bos. Dit is op de rand met een akker waar men eigenlijk bewust takken, brandhout verwijdert en in het bos gooit. Dit is langs de andere kant bekeken, dan zie je de ruigte. Je ziet zelfs nog een stukje maïs staan links in de hoek, dus je weet dat het een maïsakker is. Dit is een vergelijkbare foto. Hier zie je eigenlijk die maïsakker. Je ziet die maïsakker die zit bijna in het bos. Dat is één van de dingen waar we moeten over nadenken: is dit wat we willen, vooral door hoe we omgaan met onze natuur, met bemesting en zo, gaan er extra veel dingen in het bos terechtkomen wat open is, wat eigenlijk die bramen, klimop en andere ruigtekruiden zoals brandnetels doet toenemen. Dit zijn vergelijkbare foto’s zoals die we gezien hebben.

Dit is een foto van…, ik zeg geen namen van waar ze getrokken zijn omdat dit kenmerkend is voor x aantal bossen, de foto’s die ik laat zien. Dit is hier een stukje in een bijzonder Limburgs bos, wat al meer dan 10 jaar geleden gekapt is en waarin normaal spontaan terug bos zou komen. Wat werd er vooral gekapt, dat waren sparren in Haspengouw en de Amerikaanse eiken. Maar de spontane bosgroei komt er niet altijd, dit is na tien jaar nog altijd ruigte. Dit is van diezelfde spot.
Over deze spot zou ik iets dieper willen ingaan. Dat was één van onze rijkste spots, zonder de naam van het gebied te noemen. Dit is eigenlijk genomen ter hoogte van de Mombeek, deze foto en je ziet dat je door het ganse bos kunt kijken. Hier sta je ter hoogte van de Mombeek en daar zie je ook een opening, een weide en men heeft eigenlijk bos gekapt met als eerste bedoeling de Amerikaanse eik te verwijderen, maar samen met verwijdering van de Amerikaanse eik zijn er ook aan de randen andere bomen verdwenen. Achteraf heeft men vastgesteld van oei, we zitten hier met heischrale grond dus dit is vrij goed verplant dus men heeft ervoor gekozen om eigenlijk migratie te krijgen van planten van hier naar daar en van daar naar hier omdat dat vrij rijk is. Maar intussen hebben we de mycoflora een beetje moeten opofferen. Dit is diezelfde spot, die men nu aan het beheren is als heischraal grasland. Dezelfde spot, hier zie je spontane bebossing hier, vooral berkjes, en hier zie je de hoge bomen. Op het moment dat het pas gekapt is, had je hoge bomen zonder struiklaag wat ervoor gezorgd heeft, zoals je op volgende foto’s kunt zien, dat er heel sterke verbraming het bos is ingekomen. Er liep ook een heel mooi bospad door dat bos, dit was het begin, je ziet dat bos… daar zie je die open ruimte die ik juist heb laten zien. Maar dat bospad is dus ook helemaal verbraamd en dat was vroeger een heel schraal bospad met heel rijke mycoflora. Dit is datzelfde bospad. Ik ben iets te ver gegaan. Hetzelfde bospad iets verder waar dan ruigte staat zoals brandnetel en zo.
Dit is hier een foto langs de andere kant bekeken, de binnenkant van het bos waar ook hier en daar stukken bomen nog uitgehaald worden. Hier zie je een open vlakte in met allemaal bramen. En ik heb het nog gekend dat dat bos eigenlijk vrij schraal was, nauwelijks begroeiing, alleen een vrij gezonde strooisellaag. Dit is diezelfde spot, iets verder. Dit is datzelfde open stuk langs de andere kant getrokken, de andere kant van de open ruimte. Je ziet overal hetzelfde, dat is ongeveer weer dezelfde foto. Ik ga daar rap door.
Deze foto is voor mij een heel bijzondere foto omdat die aansluit bij de volgende dia’s. In de volgende dia’s ga ik eigenlijk bijzondere soorten laten zien die verdwenen zijn en die stonden ongeveer op deze spot. En deze paddenstoelen die ik dadelijk ga laten zien, ectomycorrhizasoorten, die groeiden daar met grauwe abelen. En je ziet op deze plaats heeft men meegekapt en er zijn overal, wat je hier ziet, je ziet die ruitjes op de stam van de jonge abelen wat veel andere soorten uit die familie ook hebben. Dit zijn allemaal abelen die uitgeschoten zijn maar er stonden op die plaats ook wat zwarte elzen, grauwe abelen en Amerikaanse eik door elkaar, maar het is dus gesneuveld. Je ziet de ruigte, de bramen, het hout blijft liggen, men stapelt dat op. Eigenlijk het bos is weg en het stuk erachter, wat ook ecologisch goed zou kunnen zijn, dat is braam geworden.
Dus dit is een soort die ik in mijn hele leven nog maar één keer gezien heb en jammer genoeg hebben wij die pas gevonden enkele weken voor de grote kap. Dus we hebben dat nog moeten onderzoeken. Ik werk met een DNA-analyse en we hebben gezien dat deze soort noemt Russula pectinata en deze naam werd vroeger fout gebruikt voor een andere soort die we nu eigenlijk de Onsmakelijke kamrussula heten, Russula pectinatoides, maar de nieuwe naam is Russula recondita. Die werd vroeger verward met deze, maar deze is een veel zeldzamere soort en alle materialen wat we kunnen nakijken waar herbariummateriaal van bewaard is, bleek allemaal de andere soort te zijn. Dus deze vondst van Vlaanderen, die we met DNA hebben kunnen bevestigen en waar we kunnen vaststellen dat die uiterst zeldzaam is in gans Europa. Ondertussen weten we dat deze aan espen, abelen gebonden zijn, dus een soort die we alleen vinden met grauwe abelen, witte abelen en ratelpopulieren. En die spot, we hebben die in 2014 voor de kap gevonden en die is nu verdwenen. We hebben ze wel goed kunnen documenteren met goede foto’s. Het is een vrij bleke kamrussula die eigenlijk wat gelig is. Die ook een heel speciale geur heeft die tussen de stinkende russula’s, de foetens en eigenlijk de insignes, de verkleurende kamrussula, ingaat. Die heeft aangename geuren en stinkende geuren. Een heel bijzondere geur, eens als je die geur kent, ga je ze niet vergeten maar bij mijn paddenstoelenstudie die over gans Europa gaat, van Zweden tot Italië, heb ik nooit ergens gezien. En er zijn bij ons DNA-onderzoek waar ik aan meewerk op Europees gebied maar enkele vindplaatsen bekend. Dus een uiterst zeldzame soort waarvan we hopen dat die met beheer nog gaat terugkomen.
Dit is een volgende dia, die hebben we daar ook gevonden op diezelfde plaats gelijktijdig. Dat was een soort die lang op ons verlanglijstje stond. Een hele kleine Russula met een heel specifieke geur die ruikt naar geranium, heel sterk. Groeit ook alleen met abelen en we hebben die daar toen gevonden, goed kunnen documenteren, met DNA bevestigd. Ook weer hetzelfde verhaal als de vorige, het is de eerste met zekerheid gevonden soort eigenlijk in Vlaanderen, de eerste, de enigste met zekerheid gevonden exemplaren maar die is verdwenen na 2014 door de kap eigenlijk.
Dit is dat gebied waar ik het juist over had en wat is daar dus gebeurd, dit is een gebied met heel veel hotspots. Dit stukje is heel bijzonder met soorten van zomereiken. Dit stukje is heel bijzonder en dan hadden wij deze strook… was heel bijzonder. Die loopt een beetje door tot daar maar dit was het meest bijzondere stuk omdat waarschijnlijk van grondsamenstelling deze spot heel goed is. Het is een bos dat al bestaat van de tijd van de Ferrariskaarten maar de Amerikaanse eiken hebben ze er uitgekapt maar die waren tot daar gekapt. Je ziet die boog met daar zelfs een gat in waar ik daarstraks een foto van heb laten zien en men heeft daarna vastgesteld, … oei, dat is heel bijzonder ook voor andere soorten, voor planten. Het zit in de habitatrichtlijnen dus men heeft eigenlijk gezegd, oei, we gaan het openmaken maar men heeft niet aan ons gedacht. Terwijl we eerst, in eerste instantie zou men het terug bos laten worden, dus dat is dus een beetje jammer.
Dit is diezelfde spot, een beetje vergroot. Ik heb daarstraks even laten zien, die bosweg die verbraamd was, die liep daar zo door uit van daar tot daar. Dat was een schrale bosweg waar eigenlijk ook heel veel soorten stonden. Die is nu ook helemaal weg, die werd ook vroeger gebruikt in het wandelpad maar in het nieuw wandelpad zit die niet meer in.
Ik wil eerst stellen dat vooral de achteruitgang te wijten is, niet aan hoe we beheren maar in totaliteit de krantenkoppen die we dagelijks lezen: klimaatverandering, opwarming van de aarde, de drie v’s, verdroging, vermesting, verzuring en vooral de stikstofproblematiek. Om de stikstofproblematiek te duiden, daar heb ik alleen al een uur voor nodig dus ik ga deze dia eigenlijk heel in het kort behandelen. Dit is uit een Nederlandse studie die eigenlijk vastgesteld hebben door opvolging van bossen in jaren dat wij eigenlijk van het begin van de vorige eeuw haast overal stikstofgelimiteerd bos hadden dus dat wil zeggen gezonde bossen met een gezonde kringloop met heel veel ectomycorrhiza. Dit is eigenlijk de ectomycorrhiza die met de boom normaal zou moeten zijn en dat is wat we nu vaststellen. Dus we stellen nu vast dat we eigenlijk zowel qua abundantie en diversiteit, dus anders gezegd zowel qua aantallen van soorten van paddenstoelen als de verschillende soorten paddenstoelen eigenlijk een afname zien. En we zien eigenlijk hier, we krijgen sowieso meer stikstofdepositie in de bodem, zowel via de lucht als via grondwater. We krijgen door het feit dat er meer stikstof in de bodem zit, wordt er meer stikstof opgenomen door de boom met gevolg dat het strooisel eigenlijk rijker wordt aan stikstofcomplexen waaronder het toxische polyfenol, ik ga daar nu niet verder op in. Maar je ziet dat het samenwerkingsverband van de ectomycorrhiza, … dat de ectomycorrhizasoorten zoals die Russula’s die ik juist heb laten zien, die geven mineralen en extra water aan de boom en in ruil krijgen die suikers. Maar door het feit dat er een verstoring is, zijn daar minder suikers beschikbaar, dus dat verklaart waarom er minder aantallen te zien zijn omdat het aantal, het mycelium op zich vermindert.
Een andere studie, die is onlangs verschenen in een artikel in The Guardian, dit is een samenwerking tussen Nederlandse en Engelse instituten… die eigenlijk hebben vastgesteld dat de ectomycorrhiza heel belangrijk zijn voor ons ecosysteem. Hier zie je, dat is een ectomycorrhiza paddenstoel maar die zijn schimmeldraden zijn verbonden met die boom maar ook verbonden met die boom. Maar wat doet die ectomycorrhiza, die houden koolstof vast, koolstofdioxide. En de studies die… afhankelijk van de studie denkt men dat er tussen vijf tot zeventien miljard koolstof op de wereld wordt vastgehouden in de bodem dankzij de ectomycorrhiza. Dus we moeten daar heel belangrijk mee omgaan want als wij zo doorgaan, zeggen ze, dan zou hoe we nu bezig zijn met de aarde, tegen 2050 negentig procent van alle ectomycorrhiza eigenlijk aangetast zijn. Dus het is eigenlijk wat ik vastgesteld heb met de achteruitgang van de soorten eigenlijk over de jaren heen, dat is een indicatie dat wij iets moeten gaan doen. Ik ga hier niet verder op in want dit is alleen al een studie op zich.
Dus wat zeg ik hier in deze slide …, we moeten anders omgaan met onze maatschappij… de fossiele brandstoffen terugdringen, de megastallen afbouwen, hervorming bemesting tout court maar ook afbouw insecticiden, herbiciden en fungiciden want er worden heel veel fungiciden gebruikt in onze landbouw en die zorgen mede dat die ectomycorrhiza ook afsterven, buiten de stikstofproblematiek alleen. Dus we zullen daar echt als maatschappij moeten over gaan nadenken.
Wat zouden we eigenlijk kleinschalig kunnen doen? Wat ik hier doe dat is eigenlijk het oplapwerk. Dat is de verschraling van onze boswegen, het mijden van met te grote machines in het bos te gaan, ons bosmicroklimaat versterken tout court. Maar ook verwijdering bijvoorbeeld, als test zouden we dat kunnen doen, takken, bladstrooisel en te rijke humuslagen verwijderen waardoor wij de stikstof die zich daarin verbindt zouden kunnen gaan wegnemen en zien wat is het verschil met het proefvlak ernaast waar we niks doen. Maar het laatste is een heel belangrijke, dat is … in onze bossen in Haspengouw heeft men in het verleden heel veel kanaaltjes gegraven en die hydrologie om water af te voeren vernield en dat zouden we ergens moeten herstellen.
Hier heel in het kort, in de tijd van de Ferraris dus, einde van de achttiende eeuw, hadden we alleen daar bossen in Haspengouw. Je ziet, dat is alleen hier, want dat was allemaal cultuur, hier was door de landbouw al alle bos verdwenen. En van die bossen hebben we nog kleine stukjes bewaard. Dus daar zouden we ons moeten op gaan toeleggen. Dit is eigenlijk die stukken vergroten.
Hier nog eens even vochtig Haspengouw. Dat heeft eigenlijk buiten de bovenste laag zandleem en droog leem, is de ondergrond opge… zitten allemaal kleilagen. En die kleilagen die zorgen eigenlijk voor kwelwater die het natte benadert in dat bos en die zorgen dat het vroeger te nat was maar door onze drogere jaren zouden we nu moeten gaan nadenken. We moeten eigenlijk iets doen om het vocht vast te houden.

Ik ga even nog, om af te ronden, een paar bijzondere vondsten laten zien. Dit is niet op een studie gebaseerd want dit zijn allemaal vondsten die bijna unieke Limburgse vondsten zijn en die we nergens anders vinden en die ook door mij, de meeste hier, ik denk allemaal, eerst door mij gedetermineerd zijn die we daarvoor nog niet kenden uit Vlaanderen, dus ook geen historische gegevens. Dit is Russula cuprea, van uit Nietelbroeken bij zomereik. Een heel bijzondere soort, een kenmerksoort eigenlijk voor kleibossen, maar deze hand bijzon… heeft daar… daar groeien rode vormen die je bijna niet ziet. Maar je ziet een beetje de koperrode kleur daarin. Een hele mooie Russula, hij is vrij groot, is scherp van smaak en ja, het is een heel mooie soort eigenlijk.
Dit is ook iets bijzonder. Dit is een soort die we eigenlijk een paar jaar geleden gevonden hebben maar toen niet hebben kunnen determineren en die hebben we teruggevonden, enkele jaren later en die we kunnen DNA-analyse op aanbrengen. Eerst hadden we geen match en dan achteraf hebben we eigenlijk vastgesteld dat er ineens een soort beschreven werd die wel matchte vanuit Sardinië en dat zijn de twee enige vondsten momenteel voor Europa. Een soort uit Jongenbos en een soort uit Sardinië.
Dit is ook een bijzondere, die is nog niet beschreven. Hebben we ook alleen van Jongenbos. Er is een tweede vondst bekend vanuit het buitenland maar daar zijn de abelen gekapt. Dus daar zijn we nu mee bezig om die te beschrijven, maar we hebben die de laatste vier jaar niet meer gezien.
Dit is ook een heel bijzondere vanuit Nieuwenhoven die groeit bij abelen. Ook nog niet beschreven, daar is een Duitse groep mee bezig die te beschrijven. En dat is uit de groep van witte Russula’s maar heel klein. Je ziet een beetje roze in de plaatjes en de plaatjes groeien aan elkaar.
Dit is een bijzondere soort vanuit het Brullenbos in Sint-Huibrechts-Hern, een gordijnzwam, twee jaar geleden voor het eerst daar gevonden, een nieuwe soort voor Vlaanderen.
En dan heb ik hier een soort die we afgelopen jaar pas gevonden hebben. Een heel bijzondere soort bij eik vanuit Nietelbroeken.
En als laatste dia heb ik deze, dat is een soort die was uitgestorven voor Vlaanderen. Die heeft de geur van Amaretto, een heel sterke amandelgeur, en die hebben wij in mosbestand bij oude sparren in Schabos afgelopen jaar teruggevonden.
Hier wil ik mee eindigen met deze dia dus met een oproep om misschien provinciale soorten, er bestaan heel veel provinciale soorten, om ook paddenstoelen als provinciale soort uit te roepen in Limburg. Dat bestaat al in Brabant en in Antwerpen en dan kunnen wij via provinciale soorten uit te roepen voor paddenstoelen deze meer in de aandacht brengen voor beheerders en zo het beheer daar op aan te passen.

Jan Mampaey: Dankjewel, Ronny. Ik neem jouw laatste suggestie zeker mee. Dat gaan we zeker eens bekijken in hoeverre we dat kunnen. Er zijn een paar vragen die ik jou nog wil stellen. Een eerste vraag: je hebt het onderscheid gemaakt tussen plaatselijke beheersmaatregelen en, ja, wat het bredere plaatje moet doen, hoe schat je dat zelf in? Denk je dat je met plaatselijke beheersmaatregelen toch die zeldzame Russula’s die je nu beschreven hebt, dat die te redden vallen of is dat alleen mogelijk als minister Demir het grote stikstofdossier, laten we zeggen, goed afrondt?
Ronny Boeykens: Het stikstofdossier tout court is heel belangrijk naar de toekomst toe maar op korte termijn, om die soorten te bewaren, hebben wij indicaties dat je eerste vraag wel heel belangrijk is. Vooral in Nederland heeft men een studie gedaan waar ik denk dat het nog erger is dan bij ons op sommige plaatsen, dat men eigenlijk sommige soorten alleen maar heeft kunnen bewaren in kasteelparken en schrale wegbermen omdat die van nature schraal gehouden werden. Men maaide die gebieden. Het bladstrooisel werd ook afgevoerd en men stelde vast,… oei, hier door het beheer hier hebben we bijzondere soorten kunnen bewaren in die parken die eigenlijk in de bossen volledig verdwenen waren. En ik heb ook bijvoorbeeld in Jongenbos vastgesteld dat een soort waar van nature eigenlijk wat wind binnenkwam omdat er een beetje open ruimte was, dat het bladstrooisel wat wegwaaide en de moslaag die terug zichtbaar was dat dat een hotspot bleef.
Jan Mampaey: Ja.
Ronny Boeykens: Dus die dingen, die hotspots, zouden moeten kunnen uitbreiden, daar vanuit vertrekken. Ik weet vanuit mijn studie dat zijn de hotspots en van daaruit vertrekken, zouden we kunnen proberen de soorten die we nog hebben, om die eigenlijk te bewaren. Maar het is op langere termijn, zou het stikstof, zeker de stikstofproblematiek moeten aangepakt worden want het gaat verder. Want we zijn ons… de mens is zich aan het uitroeien en dat zou het finale kunnen zijn. Dat zouden ze toch moeten vermijden.

Jan Mampaey: Oké. Je hebt daar in de buurt ook een aantal bosreservaten. Ik weet niet in hoeverre je die allemaal hebt kunnen meenemen in jouw studie. Als dat zo is, kan je daar het verschil tussen zien, tussen enerzijds, ja, die strikte bosreservaten en anderzijds de andere Haspengouwse bossen?
Ronny Boeykens: Ik zie daar geen verschil in. Soms is het zelfs nadelig, een bosreservaat. Ik heb juist dat ook aangekaart met dat voorbeeldbos met de dia’s. Maar ik heb ook het Jongenbos, wat ik heel goed onderzocht heb, ook vastgesteld dus de historische dreven, die waren eigenlijk een hele rijke route omdat die eigenlijk schraler waren en doordat het open ruimtes waren, dus het voorbeeld dat ik juist gaf door de wind, dat dat schraler bleef. Dat dat eigenlijk een zaadbank was. Dat is niet het juiste woord, dat is eigenlijk een sporenbank of schimmelbank voor de paddenstoelen. Dus dat is eigenlijk een nadeel. Dus ik zou bij beheer willen voorstellen, ook in bosreservaten, om daar schralere stukken in te voorzien want op plaatsen waar het te rijk wordt, daar verdwijnen de mycorrhizasoorten.

Jan Mampaey: Oké. Dankjewel, Ronny, voor de heel interessante uiteenzetting en om ons te wijzen op een aantal nieuwe soorten voor Limburg die zelfs zo nieuw zijn dat ze geen officiële naam hebben.
Ronny Boeykens: Inderdaad. Dankjewel, Jan.

Doe mee

Samen zetten we onze schouders onder een groene en duurzame provincie.